Rosana (uit Ik Zag Menno) – Sandra Bernart

Rosana (uit Ik Zag Menno) – Sandra Bernart

Vincent is gelukkig met Kim, dat heeft hij berekend. Kansberekeningen geven hem grip op zijn leven. Als hij tijdens de huwelijksvoorbereidingen zijn dood gewaande broer Menno herkent in een reisbrochure, kan hij niet anders dan op zoek gaan naar hem in Spanje. Vincent beredeneert dat de kans groter is om Menno te vinden als hij zich begeeft op plaatsen waar zijn vrijgevochten broer vermoedelijk zal zijn. Hij ontmoet de straatactrice Rosana, die hem stimuleert om zijn berekenende en risicomijdende levenswijze los te laten. Langzaamaan gaat hij het leven leiden, dat Menno zou hebben geleid. Zijn ratio fluistert hem in dat dit nodig is om zijn broer te vinden, maar de onbevangen manier van leven bevalt hem verwarrend goed. Hij vindt Menno niet, maar wekt de ‘Menno’ in zichzelf tot leven.

Ik word wakker in een vreemd bed, op een vreemd matras eigenlijk, want het bed ontbreekt. Links van me is het laken opengeslagen. Het duurt een moment voordat ik besef waar ik ben. Een schemerlamp verlicht de ruimte, die dienst doet als woon-, slaapkamer en keuken. Op de grond liggen mijn kleren netjes op een stapeltje. Geluiden van de straat komen door het open raam de kamer binnen. Het is donker buiten, maar het kan geen nacht zijn, aan het rumoer af te leiden. Losse fragmenten van vanmorgen flitsen door mijn hoofd. Het enorme zeil dat steeds weer in het water lag, de onrustige zee, de frustratie, de kou, de jongen van de reddingsbrigade.
‘Rosana?’ Mijn stem mist nog kracht.
Ik schraap mijn keel en roep nog eens. Geen reactie. Ik moet niezen. Bij gebrek aan een zakdoek duw ik het laken tegen mijn neus. Mijn hele lijf voelt stram. Met moeite lukt het me overeind te komen. De vloer deint alsof ik nog op zee ben. Uit het niets schiet er een kat voor me langs. Vandaar die kriebel in mijn neus. Er staat een volle asbak op de grond, waar ik bijna intrap. Ik duw het raam verder open. In de appartementen aan de overkant brandt licht. Vanaf twee hoog zie ik auto’s en scooters rijden. Met zekere stappen lopen mensen in groepjes voorbij, doelgericht, zo lijkt het. Mijn doel is vertroebeld, het begon heel concreet, maar gaandeweg ben ik een zijweg ingeslagen, van het pad afgeraakt en verdwaald. Nu sta ik hier.
Ik probeer me voor te stellen hoe ergens achter deze gebouwen wijdse gebieden liggen, waarna het landschap heuvelachtig wordt en overgaat in de Pyreneeën. En na een gebied van diepe kloven, oneindige wijngaarden en snelwegen waar chauffeurs klagen over de hoge tol, ergens ver daarachter, Kim op mij wacht. Ik duw het beeld direct weer weg.
De deur gaat open.
‘Ha, je bent wakker.’ Rosana zet een tas op de grond. ‘Je hebt de hele middag liggen slapen. Ik dacht, ik ga maar even wat eten halen. Je zult wel honger hebben.’
‘Ja,’ zeg ik zonder echt honger te hebben.
Ze haalt artisjokken en een fles rode wijn uit de tas. ‘Dorst?’
Zonder mijn antwoord af te wachten schenkt ze twee glazen vol, reikt mij er een aan en begint aan het aanrecht, met haar rug naar mij toe, blaadjes van een artisjok te pellen. Ze draagt een rokje en hemdje dat aan de achterkant haar behabandje vrij laat. Het idee dat de sluiting zonder het gebruikelijke gehannes te openen is, windt me op. Ik slik de gedachte weg.
‘Geloof jij dat Menno nog leeft?’ vraag ik.
‘Doet dat ertoe dan?’ zegt ze, nog steeds met haar rug naar me toe.
‘Daar gaat het niet om, of het er wat toe doet, is niet relevant. Ik vraag me gewoon af wat jij denkt. Leeft hij nog of ben ik gek?’
‘Jij hebt hem toch gezien?’
‘Ja, dat klopt.’
‘En dat weet je zeker?’
‘Ja, ik herken mijn eigen broertje wel.’
‘Nou, dan. Dan leeft hij dus nog.’
Ze klinkt stellig en heeft gelijk. Natuurlijk leeft Menno.
‘Precies.’ In een teug drink ik de wijn op.
Ze laat een artisjok in een pan kokend water glijden, draait zich om en schenkt mijn glas opnieuw vol. Ze aait over mijn wang. ‘Staat je leuk, dat baardje. Net je broer.’

‘We hadden je eigenlijk Menno willen noemen,’ zei ma eens. ‘Maar in een boerderij vlak bij ons werd een maand voor jou een jongetje geboren dat ze Menno noemden.’
Vincent was tweede keus. Ik heb een tweederangs naam. Het jaar na mijn geboorte kwam er een nieuwe snelweg langs ons dorp. De boerderij lag in de weg en moest plat. Er was protest. Mijn vader vertelde dat er een tijdlang spandoeken in het weiland hingen met boze teksten erop. Maar dat de bewoners een berg geld hebben ontvangen om hun boerderij te verlaten, dus dat we geen medelijden hoefden te hebben. Als kind stelde ik me voor dat er ergens een jongetje van mijn leeftijd met de naam Menno op een berg geld zat, de hele dag vliegtuigjes vouwend van briefjes van honderd. Met het vertrek van de bewoners van de boerderij vormde het geen bezwaar meer om mijn broertje deze naam te geven.

We eten een lauwwarme salade met artisjok en brood. Ik heb nog steeds weinig honger. We luisteren naar muziek die ik niet ken. Af en toe staat Rosana op om een nieuwe cd op te zetten. Voornamelijk Spaanse muziek, waarvan ik zo nu en dan zinnen versta. Tussen de happen door neuriet Rosana mee. Sommige liedjes moeten harder. ‘O ja, deze is echt te gek!’ zegt ze dan. ‘Dit past perfect bij een avond als deze!’ Alsof ze compleet verrast is door de nummers die ze zelf uitkiest. Dan springt ze op, draait de volumeknop naar rechts en zingt enthousiast mee. Ik heb bewondering voor haar vloeiende Spaans, alsof het niet haar moedertaal is. Alsof het moment dat we elkaar voor het eerst ontmoetten een absoluut nulpunt was, waarvandaan alles blanco begon. Waarbij we carte blanche hadden voor de taal die we zouden gaan spreken en we vrij waren een leven te construeren, zonder rekening te houden met een verleden, ergens op een andere plek op de wereld. Vol respect luister ik naar de vrouw die de taal, in tegenstelling tot mijzelf, in zo’n korte tijd al wel beheerst.
Een langzaam nummer begint. Rosana kijkt me verleidelijk aan. Zachtjes zingt ze het refrein mee. Si tú no estas aquí, no se. Dat versta ik. Als jij er niet bent, dan weet ik het niet meer. Woorden die niet zouden misstaan in een beroerde songtekst van een volkszanger, maar ze slaan in als een zomerse hagelbui die niemand zag aankomen. Dat is het! Ineens weet ik het. Dat is precies de reden waarom het onvermijdelijk is dat ik hier nu ben. Het is Menno. Menno was de kapitein en bepaalde de koers. Ik volgde. Op het moment dat hij uit mijn leven verdween, ben ik stuurloos geworden. Daarom ben ik hier, bij Rosana. Menno heeft, zonder het te beseffen, het roer weer overgenomen. Het inzicht treft me vol en verwart me tegelijk.
Het lied gaat over in een ritmisch nummer, dat kennelijk minder perfect bij deze avond past, want Rosana zet het volume weer wat lager.
‘De zangeres van dit nummer heeft dezelfde naam als ik,’ zegt Rosana. ‘Leuk hè?’
Ze toont me een cd hoesje waarop een vrouw met een gitaar staat afgebeeld met daarboven inderdaad de naam Rosana. Ze heeft wel wat weg van de Rosana die nu voor me zit, dezelfde donkere krullen, de innemende oogopslag, een zelfbewuste uitstraling.
‘Ben je soms naar haar vernoemd?’
‘Nee, dat niet. Ik geloof niet dat ze al zong toen ik werd geboren. Weet ik eigenlijk niet. Misschien wel. Maar het zou wel goed klinken. Dat ik vernoemd ben naar de beste zangeres van Spanje. Dat ga ik voortaan zeggen.’
‘Maar dat is niet waar, je verdraait de waarheid,’ zeg ik.
‘Nou en?’
‘Dat klopt niet. Je maakt dingen mooier dan ze zijn.’
‘Dat klinkt alleen maar beter. Hallo, ik ben Rosana, vernoemd naar de zangeres. En ik maak dingen mooier dan ze zijn.’
Ze knikt tevreden. Blij met haar nieuwe, zelfverzonnen identiteit. Dan steekt ze een sigaret op, blaast de rook uit en kijkt me aan. ‘Jij hebt al een goeie naam van jezelf,’ zegt ze, terwijl ze onze glazen opnieuw vult. ‘Vincent.’
‘Ja, ik ben vernoemd naar de man die mooie dingen maakte.’
Ze lacht en heft haar glas. ‘Daar proosten we op. Op mooie dingen. Op ons. Salud!’
We praten over de olijfolie die van haar vaders olijfboomgaard komt, waar elk najaar de hele familie meehelpt bij de pluk. Maar ook over Spaanse eet- en drinkgewoonten die mij zijn opgevallen. Rosana vertelt dat Spanjaarden vijf keer per dag eten, vaak buiten de deur. En over het belang dat Spanjaarden hechten aan gezond eten.
‘Wij hebben zelfs een wet,’ zegt ze, terwijl ze met twee handen naar zichzelf wijst, alsof ze het hele Spaanse volk vertegenwoordigt. ‘Een wet die door de oude Franco is opgesteld. Hij heeft laten vastleggen dat alle werkende mensen het recht hebben op een betaalbare voedzame middagmaaltijd. El menú del dia. Waar je ook bent in Spanje, je kunt overal een goedkoop dagmenu krijgen. Een restaurant krijgt pas een vergunning als ze hierin voorziet.’
Haar bord is al leeg. Ze prikt af en toe met haar vork een stuk artisjok uit mijn salade.
‘In Nederland prakken we veel,’ zeg ik, terwijl een stukje brood pak. ‘Aardappelen, groenten en vlees gooien we op een hoop en stampen we tot een maaltijd.’
Rosana trekt een vies gezicht. ‘Echt?’
‘Ja, stamppot. Het klinkt smeriger dan het is. En we hebben veel meer soorten zoet broodbeleg dan jullie. Hagelslag, appelstroop, schuddebuikjes.’
‘Skoedie wat?’
‘Schuddebuikjes,’ herhaal ik, de lettergrepen overdreven langzaam uitsprekend.
‘Skoediebiekses, skoedeboekies.’
Ze komt niet dichterbij dan Skoedeboeiekies. We lachen erom, we drinken erop. De wijn is vol van smaak. In de kamer hangt een blauwe walm van de sigaretten. Ik begin te wennen aan de hoeveelheden wijn en te verlangen naar de aangename roes die de alcohol teweegbrengt.
De avond raakt aan een gevoel dat ik herken van vroeger. Een zorgeloosheid uit de periode dat Menno en ik samen legotreinen bouwden op zolder, waarbij we geen benul hadden van tijd, totdat mama ons riep om te eten en we baalden, want we waren nog niet klaar.
Mijn mobiel gaat over. Ma gsm geeft het display aan. Een paar seconden lang weet ik zeker dat ik mijn telefoon ga uitzetten.
Ik neem op.
‘Met Vincent.’ Mijn stem klinkt onvast.
‘Vin? Je leeft dus nog? Waar ben jij in godsnaam mee bezig? Ik heb me doodongerust gemaakt.’ Ze zegt het boos en verdrietig tegelijk.
‘Menno is hier, mam. Ik heb hem zelf gezien. Maar ik heb meer tijd nodig. Hij wil nog niet gevonden worden, denken we. Het ligt allemaal wat gecompliceerd. Maar het komt goed. Hou nog even vol.’
‘Skoedeboeiekies, skoedeboeiekies,’ hoor ik Rosana zeggen, terwijl ze de borden afspoelt en in de gootsteen zet.
‘Waar heb jij het over? Vincent, heb je gedronken of zo? Wie is we, wie is er bij je?’
‘Wie is we? Rosana en ik natuurlijk.’ Ik tik net op tijd de as van mijn sigaret in een schaaltje met brood.
‘Rosana? Is er een ander? Vincent, je gaat trouwen. Ben je dat vergeten?’
‘Mam, weet je. Je moet het anders zien. Ik kruip als het ware in zijn huid. Snap je? Om hem beter te begrijpen.’ De woorden komen er hakkelend uit. ‘Dat is nu gewoon even nodig. Rosana is zeg maar onderdeel van het plan. Ik ga gewoon trouwen met Kim, maak je niet druk. En het is gelukt trouwens, ik heb een handdoek uit de streek voor pa en een sporttas. Nog niet zeggen hoor, dan is de verrassing eraf. Zou zonde zijn.’
Ik druk haar weg en zet mijn mobiel uit.
‘Mijn moeder,’ zeg ik. ‘Die maakt zich altijd zorgen om niets. Waar waren we gebleven?’
Rosana komt achter me staan en zoent me zacht in mijn nek.
‘Ik wil Skoedieboeiekies,’ fluistert ze met een hese stem in mijn oor.
Dan draait ze zich van me af en loopt overdreven traag richting de matras. Ze gaat op haar buik liggen, steunend op haar onderarmen en duwt haar billen licht omhoog. Terwijl ze schuin achterom kijkt, heeft ze haar ogen strak op mij gericht.
Als een echo galmt het telefoongesprek door mijn hoofd. Rosana is zeg maar onderdeel van het plan. Dit is nu gewoon even nodig. Drie tellen later glijden mijn vingers over haar deels ontblote rug en met een beweging waar James Bond jaloers op zou zijn, openen ze de behasluiting.

Als ik voor de tweede keer wakker word in het appartement van Rosana is ze al opgestaan. Ze zit op een stoel bij het open raam. Een schetsblok op schoot. Haar haren hangen slordig langs het gezicht en waaien een beetje naar voren. Het felle licht van buiten maakt van haar een donker silhouet.
‘Ik kon het niet laten,’ zegt ze. ‘Je lag zo mooi stil.’
‘Wat doe je?’ vraag ik met een krakende ochtendstem.
‘Ik teken je.’
Snel trek ik de lakens over mijn naakte lichaam. ‘Mij? Waarom zou je mij willen tekenen?’
‘Om je niet te vergeten.’ Ze kijkt me onderzoekend aan.
‘Dan maak je toch een foto.’
‘Nee, geen foto. Foto’s zijn begrensd door techniek. Ik wil je vastleggen zoals ik je zie.’
Ik zucht, wrijf de slaap uit mijn ogen en kijk naar de vrouw die geconcentreerd op haar onderlip bijt om mij straks niet te hoeven vergeten. Ik overweeg de mogelijkheid dat ze mij niet hoeft te vergeten. Dat Menno het excuus is, maar Rosana de daadwerkelijke reden van mijn verlengde verblijf in Spanje. Nee, dat is volslagen idioot. Kim wacht op mij. Maar ik kan pas terugkomen als ik Menno gevonden heb. Niet eerder. Ik ben nog niet klaar.
Ik rek me uitgebreid uit, sluit mijn ogen en laat de zon mijn gezicht verwarmen.

Rosana © Sandra Bernart

Beoordeling Fiona Hack

Dit verhaal is een fragment uit een roman. Omdat er nogal wat aan vooraf is gegaan, is het voor mij moeilijk me goed in te leven in de hoofdpersoon. Schijnbaar is Vincent gered uit het water? Toch kent hij Rosana al. Dus zij heeft hem niet gered. Het hoe en waarom van Rosana is me niet duidelijk. Zoals ik het nu begrijp zijn zij elkaar toevallig tegen het lijf gelopen. Ik zou geïnteresseerd zijn te weten hoe Rosana Vincent in eerste instantie bij haar in haar appartement heeft gekregen.
In dit stuk is het wel duidelijk dat Vincent niet zichzelf is. Zijn moeder belt hem en maakt zich zorgen. Hij tikt net op tijd de as van zijn sigaret in een schaaltje brood. Dat lijkt me niet iets wat een precies en berekenend iemand zou doen. Het kan een teken zijn dat hij begint los te laten? Rosana praat over dingen die nergens mee van doen hebben. Dat kan ook al ontwapenend werken op iemand die een verloofde heeft die misschien net zo berekenend is als hij en die ook nog net de dood in de ogen heeft gezien.
Ik weet niet of dit laatste echt zo is, maar dat is wel informatie die ik nodig heb om me in te kunnen leven in een verhaal. Daarom vraag ik altijd aan mensen me het hele manuscript toe te sturen in plaats van drie hoofdstukken die globaal het verhaal vertellen.

De schrijfstijl en het leesgemak zijn goed. Het gegeven van de zoektocht naar een broer die mogelijk in Spanje is, maar die eindigt in een zoektocht naar zichzelf is interessant. Alles heeft een doel, een richting. Dat zou in de hele roman duidelijk te volgen moeten zijn. Waarom is het belangrijk voor Vincent om minder berekenend te zijn?

Beoordeling Anneke Blok

“Rosana”van Sandra Bernart is een romanfragment, zoals de schrijfster zelf aangeeft. Het is altijd moeilijk een fragment uit een groter geheel te beoordelen. Je weet niet wat er eerder is beschreven, het hoe en het waarom. Is dit fragment de rustige afbouw van een heftig avontuur met een zeilboot of is het de opmaat naar een ander leven? Het is nog onduidelijk waar de auteur naartoe wil. Er zijn zoveel mogelijkheden: een surrealistisch avontuur, een zoektocht naar zichzelf, een heel gewone zoektocht naar een verdwenen broer, bestaat die broer wel?
Op geen van deze vragen vind ik eigenlijk het antwoord in dit fragment. Ik mis dus een diepere laag waarin de schrijfster subtiel aangeeft welke kant zij op wil. Dit is geen diskwalificatie. Misschien heeft zij zulke hints al eerder gegeven, misschien heb ik het gemist.
Ik zie in dit fragment het zoeken naar het wezen, naar de kern van eigen bestaan als voornaamste thema.

Ik weet nog zo weinig van Vincent dat ik bepaalde dingen niet kan duiden. Wat voor man is hij? Dat rekenen, tellen, behoefte om zo grip op zijn leven te krijgen, doet mij aan een wat autistisch of aan een getraumatiseerd figuur denken. Je persoonlijkheid kan je niet zo maar veranderen. In het telefoongesprek met zijn moeder klinken ook niet bepaald heftige emoties of een sterke motivatie door.

Ieder detail in een verhaal hoort betekenis te krijgen. Ik neem hier even de asbak als voorbeeld. Hoe Vincent de asbak naast het bed ervaart, geeft de auteur gelegenheid zijn karakter uit te diepen. Telt hij de peuken, voelt hij afkeer of juist verlangen, hoe beleeft hij de geur, welke associaties maakt hij?
Hetzelfde geldt voor de artisjokken die Rosana meebrengt. Niet bepaald een alledaagse groente. Welke gevoelswaarde hebben die voor hem, telt hij de blaadjes die Rosana afscheurt?

Kim dwaalt als een papieren poppetje door het verhaal. ‘Ik trouw met Kim’, zegt Vincent. Waarom is niet duidelijk. Ook bij een rationele afweging gelden voorkeuren.
Waar zijn Vincents gedachten aan Kim als hij Rosana’s BH losmaakt?
Hoe vergelijkt hij in gedachten beide vrouwen?

De rol van Rosana komt in dit fragment niet duidelijk naar voren. Is zij de verleidster of de zorgende, de vriendin van Menno of de lichtende ster op Vincents pad? Misschien zo maar een meisje.

Heel mooi is de alinea over de naamgeving van beide broers. Vincent voelt zich echt de mindere omdat zijn naam tweede keus is. Speelt hier ook weer de twee kanten van een persoonlijkheid? Vincent, de precieze, wat angstige tegenover Menno, de levenskunstenaar.
Heeft de betekenis van de namen – Menno de sterke tegenover Vincent de veroveraar – verder nog een rol in het verhaal?
De scene over de naam Vincent, vernoemd naar iemand die mooie dingen maakt, had dieper uitgewerkt kunnen worden. Het gaat hier om wie je bent. Dit is echt een gemiste kans.

Het fragment leest vlot en is vlekkeloos geschreven, maar ik mis een diepere laag.
De schrijfster heeft een interessant thema aangeboord: het zoeken naar het wezen, de kern van iemands bestaan. Jammer dat het allemaal wat vlak overkomt.
‘Rosana’ laat zien dat de auteur zeker in staat is een solide verhaal neer te zetten, Het is een gegeven met veel potentie. Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke versie.