Omzien – Lotte van Limburg

Omzien – Lotte van Limburg

Het sneeuwwitte licht doet weer pijn aan mijn ogen. Ik knipper een paar keer, ter­wijl ik in de knisperende vrieskou Albert probeer te volgen door het spoor dat ons de weg wijst. Mijn wangen beginnen te gloeien van kou en opwinding. Het is onze eerste vakantie samen, zonder de kinderen. Van Albert hoefde het niet, had hij vooraf gezegd. ‘Laat mij maar hier bij de kip­pen.’ Maar hij ging mee, om de kinderen niet teleur te stellen, die ons een reisje cadeau hadden gedaan. Nu ploetert hij voor mij uit en aan zijn bewegingen zie ik dat hij net zo geniet als ik. Soms draait hij grijnzend zijn hoofd om: ‘Gaat het, ouwetje?’ Ik kijk dan achter me, om te zien tegen wie hij het heeft. Ach, als je al meer dan vijfentwintig jaar bij elkaar bent, heb je je vaste grapjes. Dat maakt het samenzijn vertrouwd.

Een natte neus dringt zich tussen mijn handen. Twee tellen later ben ik terug in de werkelijkheid van mijn appartement. De kou is verdwenen, het warme lichaam van Sasha zoekt mijn nabijheid. Speels duwt ze haar snuit tegen de wan­delstok die ik omklem, maar ik sta haar niet toe om in de stok te bijten. Dit is geen speel­tje.
Mijn handen glijden een paar centimeter naar bene­den langs het gladde opper­vlak, totdat ze bij het vol­gende schildje komen. Schiermonnikoog, weet ik, ook zonder het plaatje te zien. Het duurt niet lang of ik zit in gedach­ten weer op de fiets, over schelpenpaad­jes door de duinen. Ik hoor het knerpen onder mijn banden, ik voel de wind en ruik de zee die daar aan het eind van het brede strand ligt te glinsteren. Albert wijst opeens naar de lucht: een blauwe kiekendief. Ik volg de rich­ting van zijn vinger, onze sturen haken in elkaar en op vrijwel het­zelfde moment liggen we beiden in het zand. Ik lig nog te trillen, maar dan zie ik Alberts verbijs­terde ge­zicht dat vanonder zijn fiets naar de hemel tuurt. ‘Weg!’ zegt hij pruilend.
Als mijn stuur weer recht gezet is, kunnen we het laat­ste stuk afleggen naar het water dat onze knieën en ellebogen weer schoon­spoelt. Het zout prikt in mijn schaafwondjes.

Onwillekeurig ga ik met mijn tong langs mijn lippen en denk het zout ook nu nog te proeven, alsof het geen herinnering van vele jaren geleden is.
Terwijl de klok mij weer in de tegenwoordige tijd brengt en het buiten nu ongetwijfeld langzaam donker wordt, neem ik een slok van mijn thee. Die is koud geworden tijdens mijn reis. Het maakt niet uit, het is
voldoende om mijn trek­tocht te vervolgen.
Mijn vingers gaan langs de metalen plaatjes, waarvan ik de volgorde uit mijn hoofd ken. Achter elk schildje schuilt een wereld die mijn binnenste verlicht op don­kere dagen. Als mijn vinger blijft liggen bij zo’n aanden­ken, opent zich een zintuiglijk bombardement aan herbelevingen. De wan­delstok is de afstandsbedie­ning waarmee ik langs va­kantieherinneringen zap.
In een rustig tempo, want ik heb alle tijd, laat ik mij weer meevoeren op de arren­sleetocht in Oosten­rijk, ik ruik de dennenbos­sen in Sauerland en ik kijk mijn ogen uit in de Beierse Alpen.
Zijn die schildjes tegenwoor­dig nog steeds te koop, vraag ik mij af. Of is met mijn Albert ook dit gebruik uitgestorven?

Het een na laatste schildje op Alberts wandelstok is anders van vorm, het gewei van een hert is erin uitge­werkt. Met de huid van mijn duim kan ik elke tak voe­len en zo wordt het beeld gevormd in mijn hoofd. Jam­mer dat ik die dieren indertijd niet in het wild heb ge­zien. Albert wel. Die ging er ook in de vakanties regelma­tig ’s morgens in alle vroegte op uit met zijn verrekijker en zijn camera. Die ene och­tend keek ik dan ook niet vreemd op toen hij niet naast mij lag. Ons vakantie­huisje lag midden in de bossen en hier in de Harz was genoeg te speuren in de ochtendschemering. Ik draaide mij nog eens om in bed. Pas veel later vond ik hem, naast de wc. Het was zijn eerste hartinfarct.

Hier moet ik even pauze­ren. Mijn geheugen gaat een kant op die ik niet wil en moet even tot de orde worden geroepen.
Het laatste schildje heeft ook weer een opvallend re­liëf. Werden mijn ogen in die tijd al minder? Heeft Albert daar toen al rekening mee gehouden? Ik probeer terug te rekenen, maar het lukt me niet. Ik zit weer aan de koffie in ons hotel in dat Zwitserse dorpje. Albert heeft een souvenirwinkel ontdekt en laat mij zijn nieuw­ste aanwinst zien.
‘Wel van je zakgeld, hè?’ zeg ik streng.
Hij speelt mee. ‘Sorry, ik beloof dat ik het nooit meer zal doen.’ Hij heeft woord gehouden.

De reis is ten einde. Ik zet de wandelstok terug op zijn plaats in de kamer en ruil hem om voor mijn blinden­stok.

Omzien © Lotte van Limburg

 

Beoordeling Anneke Blok

Het verhaal ‘Omzien’ van Lotte van Limburg is in al zijn eenvoud het prototype van een kort verhaal.

Een kort verhaal moet een duidelijk thema hebben dat in een beperkte hoeveelheid woorden afgerond kan worden. Losse eindjes bevredigen nooit.
Hetzelfde geldt voor de personen. Figuren met veel psychologische ballast horen in een roman, niet in een kort verhaal.
Wat ik hier dus wil zeggen: niet te veel overhoop halen. Een kort verhaal moet zijn wat het zegt te zijn: kort, maar… wel een verhaal. Wel spanning, wel karaktertekening.

Het verhaal van Lotte van Limburg voldoet aan al deze criteria. Het heeft een eenvoudig gegeven. Een vrouw herinnert zich haar vakanties met haar overleden echtgenoot. Dat doet zij aan de hand van de plaatjes op de bergstok. Zo herbeleeft zij alle vakanties op een zeer zintuiglijke manier.

Voelen, horen, ruiken, proeven, alle zintuigen heeft Lotte van Limburg ingeschakeld.
Heel vaak vergeten schrijvers dat emoties ook via zintuiglijke waarnemingen beschreven kunnen worden, terwijl juist dat zo goed werkt. Ook dit is weer: niet vertellen maar laten zien. Dus laat je personen maar voelen, horen ruiken, proeven.

Even een kleine greep uit het verhaal: … knerpen van de banden, ik voel de wind en ruik de zee…, een natte neus, het warme lichaam, het opvallende reliëf.
Het vallen na het zien van de kiekendief zou zelfs opgevat kunnen worden als een waarschuwing niet te veel op het gezicht te vertrouwen. (Maar dit soort opmerkingen doet aan tekstverklaren in het onderwijs denken.)

Uit haar herinneringen en uit de dialoog komt een eenvoudige, tevreden vrouw naar voren. Ook haar echtgenoot is duidelijk getekend als een liefdevolle, wat simpele man. Dat is heel knap gedaan in enkele dialoogzinnen en overpeinzingen van de vrouw.
Hoewel het verhaal lijkt voor te kabbelen en herinnering zich op herinnering stapelt, herbergt het einde toch een verrassing. Het verloren gezichtsvermogen van de vrouw maakt juist alle andere zintuiglijke herinneringen heel geloofwaardig.

Een kleine opmerking: de auteur is wel erg kwistig met het gebruik van komma’s.

In ‘Omzien’ klopt echt alles, de titel, de personen, de verhaallijn. Kortom: een goed verhaal.

Anneke Blok

Beoordeling Fiona Hack

Mooi verhaal over verlies en rouw. Een originele manier om iemand terug te laten kijken op haar leven zonder daadwerkelijk te kunnen zien. Er waren wel erg veel witregels. Op sommige plekken was het geoorloofd als er sprake was van een flashback. Maar het stukje vanaf: Onwillekeurig ga ik met mijn tong tot Ik probeer terug te rekenen, maar het lukt niet, zou aan elkaar kunnen. Dat speelt zich af in het nu en in haar appartement. Daarna stapt ze weer terug in de tijd. Het maakte voor mij het verhaal moeilijker te volgen in plaats van makkelijker.

Verder een heel rustig geschreven verhaal. De liefde tussen de twee mensen is voelbaar en het is goed te begrijpen dat de vrouw bezig is met de herinnering aan haar man levend te houden. Zij heeft twee grote verliezen geleden. Dit verhaal zou goed kunnen passen in een bundel met een aanverwant thema. De titel is ook goed gekozen.