Kleurenblind – een parabel / Gerhard Pijnenburg

Kleurenblind – een parabel / Gerhard Pijnenburg

Genesis 1-27: “En Hij schiep ons naar Zijn evenbeeld”

Het labradornest is in rep en roer: er is één bal en alle vier de hondjes willen die hebben. ‘Ga weg jullie allemaal, die is van mij,’ blaft het witte reutje. Een van de andere pups, een zwart teefje probeert toch dichterbij te komen. ‘Ga weg, Lucy*!’ gromt de lichte hond en laat zijn tanden zien.

‘Waarom is die bal van jou, Adam^? Waarom mogen wij er niet mee spelen?’

‘Omdat ik er het eerst was, ik ben het oudst!’

‘Eh, pardon, ik liep hier al rond toen jij nog geboren moest worden.’

‘Ik ben het oudste mannetje, dat telt. Wij zijn sterker.’

Om het tegendeel te bewijzen loopt Lucy zo hard tegen Adam op dat hij omvalt. ‘Ja, ik zie het,’ keft ze bits. ‘Veel sterker.’

‘Waarom kunnen we niet samen met de bal spelen,’ vraagt Geronimo**, een roodbruin hondje. Dat is toch veel leuker?’

‘Jij moet helemaal wegwezen,’ snauwt Adam. ‘We hebben jou pas na een week ontdekt, omdat je achter het gordijn lag te pitten.’

‘Ik pitte helemaal niet, ik had daar mijn eigen plekje en had het daar prima naar mijn zin en werd door niemand lastiggevallen… au!’

‘Kop dicht,’ blaft Adam en hapt in de poot van Geronimo die jengelend wegvlucht achter het gordijn. Adam wil de bal weer oppakken, maar tot zijn ontzetting is die weg! Hij gromt en keek naar Lucy, maar zij heeft hem niet.

Hij kijkt om zich heen en ziet verderop een geel bolletje met een enthousiast kwispelend staartje: zijn kleine zusje dat vrolijk met het balletje aan het spelen is. Hij sluipt naar haar toe en met een luide blaf laat hij haar schrikken. ‘Los, Qin^^!’ beveelt hij. Ze springt verschrikt op. ‘Dus jij dacht dat je slim was, klein mormel. Terwijl ik met de anderen bezig ben, pak jij gewoon mijn bal af. Geef hier!’

‘Nou, hij lag daar maar,’ piept Qin. ‘Dus ben ik er maar mee gaan spelen.’

‘Voortaan vraag je eerst aan mij of je hem hebben mag, begrepen?’

‘Pardon,’ komt Lucy tussenbeide, ‘moeten we dat eerst aan jou vragen? Is het jou helemaal in je bol geslagen?’

Adam geeft geen antwoord, pakt de bal op en loopt ermee weg. Hij gaat een stukje verderop liggen, legt de bal tussen zijn poten en vlijt zijn kop erop, spiedend en grommend naar de anderen als ze te dichtbij komen.

‘Nou, dat is leuk,’ bromt Lucy. ‘Nu heb je de bal en speel je er niet mee. Geef hem dan aan ons.’

‘Pak hem dan, als je kan,’ jent Adam uitdagend.

Lucy loopt naar Adam toe en gaat zitten. ‘Ik ben toch benieuwd, waarom jij denkt dat jij de baas bent.’

‘Dat zei ik al. Omdat ik het oudste mannetje ben. En omdat ik het meest op Vader de Dog*^ lijk. Hij heeft dezelfde kleur als ik.’

‘Wat? Hoe kom je daar nu bij?’

‘Dat is toch zo? Welke kleur zou hij anders moeten hebben?’

‘Weet ik niet, ik heb er eigenlijk nooit op gelet. Volgens mij is hij er iets tussenin. Qin, weet jij welke kleur Vader de Dog heeft?’

‘Kleur? Is dat belangrijk dan? Ik zie hem altijd zo’n beetje als mezelf. Maar of dat zo is? Geronimo, wat voor een kleur heeft Vader de Dog?’

Geronimo komt achter het gordijn vandaan en keek naar zijn broer en zusjes. ‘Kleur? Wat is dat?’

‘Nou, de tint van je vacht,’ legde Lucy uit. ‘Ik ben mooi donker en Adam is helemaal licht. Qin is ook wel licht, maar ietsjes donkerder dan Adam. En jij bent weer donkerder dan zij, maar lichter dan ik. Snap je?’

‘En wat maakt dat uit?’

‘Niks. Maar Adam denkt dat het wat uitmaakt. Omdat hij denkt dat hij het meest op Vader de Dog lijkt. Maar volgens mij is die donkerder dan Adam.’

‘Zeker donkerder,’ bevestigt Geronimo. ‘Maar ik zou niet kunnen zweren welke kleur precies.’

‘Jullie kletsen allemaal uit jullie gekleurde nek,’ bijt Adam van zich af terwijl hij zijn kop optilt. De bal rolt weg, maar niemand die er op let. ‘Hij is hartstikke licht en jullie zijn gewoon jaloers.’

‘Waarom vragen we het hem niet zelf?’ keft Qin. ‘Vader, vader, welke kleur ben je? Vader?’

De andere drie beginnen mee te keffen en te blaffen en het wordt een lawaai van jewelste.

‘STILTE!’ klinkt ineens een diepe, zware stem uit de kamer boven hen. ‘Wat is dat voor een herrie daar beneden?’

‘Vader, wat voor een kleur heeft u? Adam zegt dat u licht bent, net als hij en…’

‘Kleur? Kleu-eur? Wat maakt dat nou uit?’ komt er van boven. De vier kleine hondjes horen pootstappen op de trap en als Vader de Dog boos de kamer binnenkomt, durven ze niet hem niet aan te kijken. ‘Jullie zijn alle vier mijn kinderen, niks meer, niks minder. Bovendien zijn jullie kleurenblind, of in ieder geval zouden jullie dat moeten zijn. Hou op met die flauwekul en laat me met rust.’ Dan ziet hij de bal liggen en slaat er met een poot naar, springt er speels achter aan, pakte hem op en loopt er mee naar boven.

‘Nou moe. Nu heeft niemand de bal.’ Geslagen kruipt Geronimo weer achter het gordijn en de andere drie kruipen bij elkaar in een mand.

‘En toch was hij licht,’ jankt Adam zachtjes.

‘Nietes,’ piept Lucy.

‘Welles.’

Qin slaakt alleen een heel diepe zucht.

Kleurenblind   © Gerhard Pijnenburg

Pootnoten:

*genoemd naar de eerste mensachtige die in Afrika is opgegraven

^genoemd naar de eerste man in de bijbel

**genoemd naar een grote krijger van de oorspronkelijke bevolking van Amerika

^^genoemd naar de eerste Chinese Keizer (uit de dynastie waarnaar China zelf vernoemd is)

*^genoemd naar…, ja duh, draai Dog eens om?