One Night Stand / Mariël Hacking

One Night Stand / Mariël Hacking

De kamer is bijna donker als Rachel binnenstapt. Ze hangt de sleutel op het haakje naast de deur en tast met haar hand naar de lichtknop. Ze bedenkt zich; hij zit graag in het donker. Van de stoel bij het raam ziet ze enkel de hoge rug en de uitstekende kanten. Hij verdwijnt er helemaal in. Maar hij is er. Haar lichaam vertelt haar altijd feilloos of hij in de buurt is. Alsof zijn aanwezigheid een geur is, een lichtinval, de smaak van vijgenchutney. Als ze dichter bij hem komt, hoort ze zijn moeizame ademhaling. In… uit…  in… even niets… uit met een zucht… in. Ze legt haar hand zacht op Werners schouder en blijft naast hem staan.

‘Dit is het mooiste moment van de dag,’ zijn stem klinkt traag, ‘wanneer het langzaam donker wordt, de dag op sterven ligt.’

Ze voelt het verdriet weer als een kolk in haar buik.

‘Net zoals ik,’ hij glimlacht voor zich uit. 

Ze trekt een stoel dicht bij de zijne en knikt. ‘Het is een mooi moment. Iedereen is zo gehaast om naar huis te gaan.’ Ze gaat zitten en neemt zijn hand. Achter het raam bewegen de kale populieren in de wind. Onregelmatig en schokkend. Hij brengt haar vingers naar zijn mond. Het tipje van zijn tong is zacht en week. Ze had nooit kunnen vermoeden dat Werner zo zwak zou worden. Hij, met zijn sterke, vierkante lichaam.

‘Je smaakt naar ijzer,’ zegt hij. ‘Bloed. En ijzer.’ 

 

‘Vertel eens,’ Werner schraapt zijn keel, ‘heb je vanmorgen de vrouw gezien?’ 

Rachel glimlacht.

‘De vrouw met de rode sjaal en het kind.’ 

Hun vingers liggen nu verstrengeld in zijn schoot.  

‘Ja,’ zegt Rachel, ‘de vrouw was er.’ De herinnering geeft haar een plezierig, warm gevoel. ‘Ze had de rode sjaal weer om. Het jongetje zag er opgewonden uit vandaag. Misschien was het een grote dag op school. Hij liep met zoveel enthousiasme. Hij huppelde bijna.’

‘Misschien moest hij een spreekbeurt houden,’ hij kijkt haar aan, ‘en had hij die goed voorbereid.’

‘Ja, misschien.’

‘Een spreekbeurt over Het Konijn.’

Ze glimlachen allebei.

‘Nee, schat,’ zegt Rachel, ‘de tijden zijn veranderd.’

‘Ja.’ 

‘Een PowerPoint presentatie over kunstmatige inseminatie misschien.’

Hij grinnikt. ‘Dat is waarschijnlijker.’

Rachel begint langzaam haar vingers van zijn hand weg te halen. ‘Thee?’ Ze maakt aanstalten om op te staan maar hij versterkt zijn grip. Zijn vingers drukken in haar palm. Rachel zakt weer in haar stoel en keert haar gezicht naar het zijne. Het is helemaal donker in de kamer nu. In het licht dat van de straat door de ramen valt, ziet ze alleen zijn strakke neus, zijn gladde voorhoofd, zijn hoge wenkbrauwen. De diepe kassen verbergen zijn ogen.

‘Geen thee, schat?’

‘Ik wil een borrel,’ zijn stem is hees. ‘Een dubbele whisky.’

Ze trekt haar hand los. 

‘Toe nou, schat,’ Werner strekt zijn arm naar haar uit. ‘Het is tijd. We moeten erover praten.’

  

Ze staat op en doet het grote licht aan. Zonder naar hem om te kijken, loopt ze naar de keuken. Whisky, hoe durft hij! Ze ploft neer op een stoel aan de lange houten tafel. Het digitale klokje op de koelkast verspringt met een klik: 18:47.

‘Schat! Toe nou, schat!’ Zijn stem is dun en licht. Ze weet dat hij zijn hele lichaam aanspant om zo hard te kunnen roepen. 

Ze verroert zich niet. Ziet de jonge Amerikaanse journaliste met de perfecte glimlach weer voor zich. ‘Hoelang doet u nou over zo’n prachtig werk, meneer?’ Werners hele ritueel van verzitten gaan, wenkbrauwen omhoog halen, het hoofd een beetje schuin houden, de blik in de verte richten. Alsof hij zich probeerde te herinneren hoelang hij over zo’n ‘prachtig werk’ deed.

‘Een wandeling naar zee en terug,’ wilde zij toen roepen. ‘Zo’n drie kwartier!’ Want zo ging dat in die tijd. Zij vertrok na het avondeten met de honden naar het strand en als ze terugkwam was er weer een schilderij.

Het was haar ook een keer gevraagd. ‘Hoelang doet uw man over zo’n fantastisch kunstwerk?’ 

‘Nooit langer dan een one night stand,’ had zij geantwoord. Dat was ook waar. 

 

De broeierige hitte van de dag hing nog in de avondlucht. Haar blote voeten op het harde zand. Iemand riep haar naam en zij keek op. Hans! Ze had gehoord dat hij pas hier in de buurt was komen wonen. Ze liepen samen verder. Praatten bij. Durfden elkaar niet aan te kijken. Toen zij naar de Melkweg wees, pakte hij haar hand. Bracht zijn gezicht dicht bij het hare. Zijn vertrouwde geur. Zijn tedere blik. Bij thuiskomst stond Werner aan het aanrecht de kwasten uit te wassen. 

 

Enkele tijdschriften vermeldden haar uitspraak. ‘Wat een publiciteitsstunt,’ zei Werner dankbaar.

Ondertussen werd er geschreven over zijn talent, zijn originaliteit, zijn lijnen en composities. Zijn consequente, duidelijke, krachtige stijl. Maar zij vond zijn werk laf. Repetitief en saai. Groen, geel en blauw. Een veilig, vlak, Nederlands landschap. Nooit een druppel rood. Het gebrek aan lef in zijn werk maakt haar nu nog boos. Hij heeft zijn werk beroemd gepraat. Allemaal theorie, allemaal gelul. 

 

‘Het water in het bad moet heter zijn dan je verdragen kunt. Een lichaamstemperatuur van meer dan 40 graden is gevaarlijk voor de foetus.’ Werners stem was rustig. ‘Sterke drank ook. De combinatie is fataal.’ Wist hij dat het kind onmogelijk van hem kon zijn? 

Na het vierde hete bad tilde hij haar op en legde haar op deze tafel. De smaak van whisky op haar tong, de wrange ‘bite’ nog achter haar tanden. In zijn adem de geur van drank. Hij doopte een brede penseel in kobaltblauw en tekende een cirkel op haar buik. Zorgvuldig, alsof zij dit keer het witte doek was. Nu twee oogjes en een mond, dacht ze en moest bijna weer huilen. Hij tekende nog een cirkel en nog een. Geleidelijk aan werden het krullen. Krullen die reikten tot haar borsten en daar verder krulden, hoger en hoger. Hij streelde haar hals, haar nek, versierde haar gezicht, kleurde haar lippen en ging langzaam naar beneden. 

Lager en lager werden het krullen van genot die dieper gingen over haar dijen, haar knieën. Telkens weer wendde hij zich af voor een ander penseel, een andere kleur: Veronees groen. Cadmiumgeel. Pruisisch blauw. Toen zij haar benen spreidde aarzelde hij. ‘Toe,’ drong ze aan, ‘neem ervan, gebruik het.’ Aarzelend zette hij rode, waterige stippen in de blauwe cirkels op haar buik. Maakte rode lijntjes rond de gele krullen op haar benen, de groene op haar dijen totdat hij niet meer verder kon. Totdat zij als een levend doek haar armen naar hem uitstrekte en de prachtige patronen veranderden in gekleurde vegen op haar lichaam. Haar lichaam, dat rustig doorbloedde. Haar buik die leeg liep. Het kind dat uitbleef. Sindsdien heeft geen van beiden de fles met whisky aangeraakt. 

 

‘Kom nou, schat.’ 19:06. Het is benauwd in de keuken. ‘Kom, dan kunnen we erover praten.’ Zijn stem wordt wanhopiger. 

Rachel legt haar handen voor zich op het ruwe hout van de tafel. Haar vingertoppen lezen de sporen van decennia’s leven. Eten, werken, schilderen, schrijven. De tafel bood steun aan haar ellebogen tijdens discussies en steun aan haar voorhoofd als zij het allemaal niet meer aankon. Het hout incasseerde haar vuistslagen, krachtig vanuit de woede in haar buik. Het was altijd háár woede, nooit de zijne. Hij was enkel af en toe geïrriteerd, geagiteerd. Als de zee in een beschutte baai. Waarom durfde hij nooit uit te zwemmen? Diep te gaan? Het leven te omhelzen?

 

Gestommel in de woonkamer. O alsjeblieft, laat hem niet opstaan. Hij zou struikelen, een been breken, met zijn hoofd tegen iets scherps aan vallen. Hij zou doodbloeden op de grond terwijl zij hier bewegingsloos aan de keukentafel zit. Met lamme benen. Met een lichaam dat zwaar en zo verschrikkelijk moe is. Er zou een rode plas op de vloer ontstaan die geleidelijk aan groter en groter zou worden. Net zoals de verf uit de omgevallen potten vroeger. Maar die was nooit rood natuurlijk. Het klokje op de koelkast verspringt naar 19:23. Ze legt haar hoofd op het tafelblad.

 

‘Schat?’ 20:41 Hij leeft dus nog. Langzaam komt er kracht in haar spieren. Ze schuift de stoel naar achteren en duwt zich omhoog. Ze trekt eindelijk haar jas uit, hangt hem over een keukenstoel en loopt naar de koelkast.

 

In het felle licht ziet Werner bleek. Zijn ogen zijn rood omrand. Hij ademt zwaar. Ze zet het dienblad op het tafeltje voor hem en doet de kleine lampen

aan. Met zijn ogen volgt hij haar.

‘Als ik eraan denk…’ zegt hij als zij eenmaal naast hem zit, ‘dat wij dat ook hadden kunnen hebben, een dochter zoals zij, of een zoon. Ook al…’

‘Shhhht,’ sust Rachel. 

‘Ik heb jou dat toen ontnomen.’

‘Shhhhht,’ ze neemt zijn hand.

‘Ik heb ons dat ontnomen.’

‘Dat is nu allemaal voorbij,’ haar stem is hard. ‘Het heeft geen zin om daar nog over na te denken.’

‘Ook al was het niet mijn eigen bloed.’  

Met een ruk draait Rachel haar gezicht naar Werner toe. Zijn ogen staan zacht. Als ze knikt, trekt hij aan haar hand. Ze legt haar wang tegen zijn schouder. In de kamer klinkt nu alleen zijn ademhaling. 

Na een tijdje leunt Rachel voorover naar het dienblad. De ijsblokjes rinkelen als ze hem het glas reikt. 

Ze verstrengelt haar vingers van haar vrije hand weer met de zijne.

‘Proost.’

‘Proost, schat.’

Ze nemen tegelijkertijd de eerste slok.

 

One Night Stand                            © Mariël Hacking

  

Beoordeling

Uit elke kwartaaluitgave van LetterSpinsels wordt het beste verhaal gekozen (op basis van de puntentelling). Dit verhaal wordt beoordeeld door Joost Nillissen.

Ik stel me zo voor dat de auteur zich behoorlijk gefrustreerd heeft gevoeld bij het lezen van de commentaren op de eerste versie van dit verhaal. Niemand had het door. Uw nederige beoordelaar ook niet. Toch stond het er allemaal in, geen misverstand mogelijk. Maar we hadden het niet door. Een wijze les, als schrijver weet je niet altijd wat de lezer leest. Het schrijverscollectief bewijst opnieuw zijn nut.

Mariël weet de lezer het verhaal in te trekken zonder opsmuk of al te dramatische beschrijvingen of wendingen. Je zit als lezer meteen als een vlieg op de muur in de donkere kamer met de hoge rug van de stoel voor het raam. De liefde van Rachel voor Werner blijkt al meteen aan het begin wanneer ze besluit het licht niet aan te doen, want hij zit graag in het donker. Het echtpaar kijkt naar een jonge vrouw met een rode sjaal en een kind dat vol leven naast haar huppelt. Een mooie tegenstelling met Werner die zeer verzwakt is en moeilijk ademt. Er rest hem niet veel tijd meer, want ineens beslist Werner dat het tijd is om ´het erover te hebben´. Hij eist een dubbele whisky en Rachel trekt zich ont-hutst terug in de keuken. Daar tikt de tijd ook weg op het elektronische klokje. 18.47. Meesterlijk, zoals Mariël het verstrijken van de tijd beschrijft.

In de keuken blikt Rachel terug in de tijd en zo komen we te weten dat haar man een succesvolle kunstenaar is die binnen drie kwartier een schilderij kon maken. De tijd die verstreek met een wandeling naar het strand en terug. Of een one night stand. Rachel kon maar weinig waardering opbrengen voor zijn werk. Laf vond ze het. Nooit een druppel rood erin. Een subtiele opbouw brengt de lezer tot een voorzichtige conclusie: er is iets mis met de relatie van Werner en zijn zorgzame vrouw, maar wat? Een oude liefde, een one night stand. Hij heet Hans en zijn geur is vertrouwd. De herinneringen die volgen zijn onontkoombaar. Ze kan niet anders dan terugdenken aan die gruwelijke gebeurtenis met badwater dat heter moet zijn dan het lichaam kan verdragen, dat gevaarlijk is voor de foetus. En drank, veel drank. Whisky. Langzaam wordt het de lezer duidelijk dat zich hier iets afschuwelijks heeft afgespeeld.

Na die veel te hete baden wordt het nog grimmiger. Is er echt gebeurd wat de lezer nu denkt? Werner gaat aan de slag met penselen en kleuren, veel felle kleuren en Rachels lichaam is het witte doek. Wat schildert hij? Het portret van een kind? Cadmiumgeel, Pruisisch blauw en Veronees groen. Het rood komt uit Rachels lichaam zelf: ‘Neem ervan. Gebruik het.’ Inmiddels is het 19:06. De lezer hapt naar adem.

Een adempauze, heel kort. Hoort ze Werner opstaan? Als hij struikelt en zijn hoofd stoot, kan hij doodbloeden, met zijn hoofd in een plas bloed als gemorste verf. 19:23. Zij legt haar hoofd op het ruwe hout van de tafel waaraan decennia is gewerkt, gegeten, geschilderd en geschreven. Waarop woedende vuistlagen neerkwamen. Haar vuistslagen, haar woede. Niet die van Werner.

Wanneer het klokje in de keuken 20:41 aangeeft, leeft hij nog. Pas nu, twee uur later, trekt ze haar jas uit. Dit detail, bijna op het eind van het verhaal, verdiept de treurnis. Twee uur lang heeft ze het gesprek dat Werner met haar wilde voeren, met zichzelf gevoerd en nu heeft Rachel haar besluit genomen. Ze gaan whisky drinken en er verder geen woorden meer over vuil maken. Proost schat.

Rachel blijft in haar rol van zorgzame partner en ook dit gegeven is van grote droefenis. Zo’n ingrijpende en traumatische gebeurtenis wordt verder niet meer besproken, zoals het nooit besproken werd. Is dat wijs? Is het een goede beslissing? Goed voor wie? Voor Werner of Rachel? One night stand blijft nog lang nagalmen.

Die ingetogenheid, de subtiele manier van vertellen, maakt dat het verhaal binnenkomt als een trein in een station.

Joost Nillissen