Een verdwaald schaap – Rijk Arends

Een verdwaald schaap – Rijk Arends

‘Melissa ik moet je iets vertellen.’ Mama komt de kamer ingelopen. Ze legt een hand op mijn arm. Haar
gezicht voorspelt niet veel goeds. ‘Ik heb net telefoon gehad.’
‘Is er iets met oma Lin?’
Oma Lin is zaterdag naar het ziekenhuis gebracht. De ziekenwagen haalde haar op en opa Lin mocht ook
mee naar het ziekenhuis.
Mama knikt. Ze pakt mijn hand.
‘Oma Lin is gestorven.’
Ik moet aan mijn konijn denken. Toen ik Vlekkie op een ochtend ging voeren, lag hij heel stil in een hoekje
van het hok.
‘We gaan straks naar opa Lin toe,’ zegt mama. ‘En als je wilt, mag je ook even bij haar kijken. Want we
houden natuurlijk nog steeds van haar.’
‘Ligt ze weer op het bed in de kamer?’
‘Nee, in het knutselkamertje van opa Lin.’
‘Alleen?’
‘Ja, maar dat merkt oma Lin niet meer.’
Ik tikte Vlekkie op zijn snuitje, maar hij knipperde niet eens met zijn oogjes. Ik riep papa erbij. ‘Die is dood,’
zei hij toen hij in het hok keek.
‘Dood,’ fluisterde ik zachtjes toen papa weer naar binnen was. Dat moest net zoiets zijn als midden in de
nacht onder je bed gaan liggen en dan nog enger natuurlijk.
Ik zette nog een bakje met voer vlak voor Vlekkie neer, maar ’s avonds lag hij nog steeds op hetzelfde plekje.
En het bakje zat nog helemaal vol.

Na het eten gaan we. Opa en oma Lin zijn niet mijn echte opa en oma, maar een oom en tante van mama. Ze
wonen bij ons in de straat. Vaak ga ik ’s middags uit school bij opa en oma Lin langs. Dan help ik opa Lin
met stofzuigen en opruimen. Volgens hem ben ik het beste hulpje van de wereld.
Opa Lin kan ook heel mooi verhalen vertellen. Die haalt hij allemaal uit het grote boek. Mama houdt niet van
opa Lins verhalen. Ze zegt dat ze daar vroeger heel bang van werd.
In de tuin van opa Lin pikt een grote zwarte vogel aan de pindaketting die ik voor het vogelhuisje heb
gemaakt. Maar opa Lin kan nu niet door het raam naar buiten kijken want de gordijnen hangen ervoor.
Alleen in het midden zit een kiertje.
We gaan naar binnen. De deur van het knutselkamertje is dicht.
Ik heb een beetje pijn in mijn buik. Opa Lin zit aan tafel. Naast hem zit een deftige mijnheer die van alles
opschrijft. Voor opa Lin ligt een stapeltje enveloppen met een zwart randje. Die vind ik niet mooi, maar
ik zeg niets, want hij kijkt verdrietig. Als hij mij ziet, lacht hij toch, maar de lichtjes in zijn ogen zijn
verdwenen.
Er zitten een paar vreemde mensen in de kamer die mama een hand geven en een moeilijk woord, dat op
gefeliciteerd lijkt, zeggen.
Op het tafeltje in de hoek van de kamer staat een foto van oma Lin. Ze staat in de tuin tussen rode en gele
bloemen. Ze is de enige in de kamer die lacht. Opa heeft een keer verteld dat oma Lin toen nog niet ziek was.
Toen ze ziek was kon ze ook lachen. Soms heel hard, maar zonder tanden en niet zo mooi als op de foto.
Mama gaat de keuken in en snijdt een cake in plakjes. Het lijkt wel een verjaardag, maar ik heb geen honger.
‘Wat komen al die mensen doen?’
‘Die komen voor opa Lin,’ zegt mama.
Ik ga op het bed in de hoek van de kamer liggen waar ze de laatste tijd lag, voordat ze naar het ziekenhuis
ging.
Toen ze nog niet zo ziek was, speelden we samen met mijn poppen. Dan moest ik soms lachen omdat ze me
Jansje noemde. Zo heette haar zusje, had mama uitgelegd. Oma Lin dacht dat het weer vroeger was. Soms
werd ze heel verdrietig en riep ze om haar moeder. Op een keer was ze weggelopen. Mama en opa Lin waren
haar gaan zoeken. Ze zat in het park met haar tas op schoot. Ze zei dat ze op de bus zat te wachten. De laatste
tijd kon ze alleen nog maar stil in bed liggen.
In de kast ligt het grote boek. Op de zijkant staan gouden letters. Soms haalt opa Lin het grote boek uit de
kast en mag ik de mooie slotjes aan de zijkant openmaken. Als hij het openslaat, ruikt het net zo lekker als op
de grote zolder waar je goed verstoppertje kan spelen.

De deftige mijnheer is weggegaan. Opa Lin zit weer in zijn schommelstoel, maar zegt niet zoveel. Volgens
mij vindt hij het helemaal niet leuk dat er visite is.
Af en toe sluit hij zijn ogen. Net of hij aan het bidden is. Dat doet hij altijd voor hij gaat eten. Dan praat hij
met zijn ogen dicht. Maar daar wil ik nu niet aan denken, want dan word ik boos.
‘Kom maar Melissa dan mag je even bij oma Lin kijken,’ zegt mama terwijl ze de kopjes op tafel zet.
Zachtjes doet mama de deur van het knutselkamertje open.
Ik blijf bij de deur staan, maar mama wenkt me. Langzaam loop ik in de richting van de houten kist in de
hoek van het kamertje. Oma Lin heeft haar witte nachtpon met blauwe bloemen aan. Haar gezicht is erg wit.
Ze lijkt wel een pop.
We legden Vlekkie in een schoenendoos. Papa had een kuil in de groentetuin gegraven en samen gooiden we
het gat weer dicht. Daarna gingen we naar de dierenwinkel, maar een tweede Vlekkie was daar nergens te
vinden. Toen kochten we maar een hamster die ik op mijn slaapkamer mocht zetten.
‘Kijk,’ zegt mama. Dat is oma Lin. Heel voorzichtig raakt ze haar wang aan.
Ik vind haar eigenlijk helemaal niet op oma Lin lijken, maar dat zeg ik niet.
De andere visite komt ook het kamertje in. Opa is er ook bij. Hij knijpt in mijn schouder.
Ik heb geen zin om terug naar de woonkamer te gaan en loop de trap op naar boven. Op de overloop staat
een grote dekenkist. Ik klim er bovenop. Recht tegenover mij hangt een borduurwerkje dat oma Lin vroeger
gemaakt heeft. Het is een herder met een baard. Hij heeft een soort jurk aan. In zijn armen ligt een schaap.
Eronder staan letters. ‘Ik ben De Goe-de Her-der,’ lees ik hardop.
Ik zou De Goede Herder willen vragen waarom hij niet naar mij heeft geluisterd, maar het is nu toch te laat.
Het lijkt of de herder naar mij kijkt, maar ik kijk niet terug en probeer de bloemen op het behang te tellen.
Er komt iemand de trap op.
‘Ik kom even bij jou zitten, Melissa. Ik hou het daar beneden niet langer uit.’
Opa Lin gaat naast me op de kist zitten. Hij kijkt naar het borduurwerkje. Zijn deukjes in zijn voorhoofd zijn
nog dieper dan anders. Zou hij nu aan oma Lin moeten denken of zou hij ook boos zijn?
‘Weet je nog wie dat is, Melissa?’ Hij wijst naar de herder.
Ik haal mijn schouders op en kijk naar de groene vloerbedekking en opa Lins sokken waar een gaatje in zit.
Ik weet het best. Het is een van opa Lins verhalen uit het dikke boek. Jezus had de mensen een verhaal
verteld over een schaapje dat verdwaald was, maar de herder zocht net zolang tot hij het vond en bracht het
terug naar de stal.
De Goede Herder was eigenlijk Jezus zelf.
Opa Lin legt zijn hand op mijn hoofd.
‘Ben je boos?’
‘Ja, u zei toch dat De Goede Herder altijd luistert en dat je alles mag vragen?’
Het is even stil. Ik heb een dikke keel, maar ik wil niet dat opa Lin mij kinderachtig vindt.
‘En jij heb gevraagd of oma Lin…?’
Ik knik. De waterlanders zijn nu niet meer tegen te houden.
Met mijn ogen stijf dicht en mijn handen gevouwen vroeg ik wel tien keer achter elkaar of oma Lin weer
beter kon worden. De volgende dag liep ik langs het huis van oma Lin om te kijken of ze weer thuis was,
maar de deur was op slot. Opa Lin was naar het ziekenhuis en mama vertelde dat oma Lin nooit meer beter
zou worden. Misschien luistert De Goede Herder niet naar kinderen.
Opa Lin zucht en wijst naar het schaap.
‘Linda was een verdwaald schaapje,’ zegt hij bijna onhoorbaar. Voor het eerst hoor ik hem Linda zeggen.
Eigenlijk heet ze tante Linda. Tenminste zo noemt mama haar soms, maar opa zei altijd Lin.
‘Ze verdwaalde zelfs in haar eigen huis. Ze kende ons niet meer en ze kende Hem niet meer.’ Hij wijst met
zijn vinger omhoog. Dat doet hij vaak als hij het over De Goede Herder heeft.
‘Maar nu is het verdwaalde schaap gevonden,’ zegt hij. De Goede Herder heeft haar naar de stal gebracht.’ Ik
zie oma Lin voor me op de schouders van de herder en moet ondanks de tranen toch even lachen.
‘De stal?’
‘De hemel.’ Hij strijkt over mijn haar.
Opa Lin had verteld dat het in de hemel heel mooi is. Met straten van goud en allemaal gelukkige mensen.
Even zie ik oma Lin voor me met dezelfde lach als op de foto in de kamer. Dan schiet me opeens iets te
binnen wat me bang maakt.
‘Kan oma Lin niet verdwalen in de hemel?’
‘Nee, Melissa in de hemel is niemand meer ziek.’
Zonder wat te zeggen, zitten we nog een tijdje op de dekenkist. Dan roept mama dat we naar huis gaan.

‘Volgens mij weten jullie iets wat ik niet weet,’ zegt mama als we de trap afkomen. Opa Lin en ik kijken
elkaar aan. De lichtjes in zijn ogen zijn weer terug en de pijn in mijn buik is verdwenen.
‘Het is goed met Lin,’ mompelt opa.
‘Oma Lin is weer beter,’ zeg ik tegen mama.

Een verdwaald schaap

© Rijk Arends

Beoordeling Natasza Tardio

Mooi vertellend verhaal. Weer met een heel ander thema en genre als dat van vorig jaar in ‘De snaveldokter’, het winnende verhaal van 2010. Knap dat je niet bang bent om de verschillende stijlen aan te pakken. Je bent duidelijk een schrijver met lef. Dat kan soms ook een risico zijn. In dit specifieke verhaal praat je vanuit het perspectief van een jong kind. Dat is best lastig, maar toch heb je jezelf redelijk goed doorheen geslagen.

Ik zeg redelijk omdat het verhaal af en toe wat duidelijkheid mist. Ook komt het kind soms iets te volwassen uit de hoek. Maar er zijn zeker momenten waarin ik als lezer echt even het kind ervaar.

Qua stijl komt het verhaal meer over als een relaas dat wordt verteld, in plaats van een echt verhaal. Een herinnering waarin andere herinneringen terugkomen. Deze flashbacks zijn wel tamelijk abrupt. Probeer deze door een witregel / inleidende zin / cursief (incl. witregel), wat te verduidelijken. Anders is de overgang soms zo abrupt dat de lezer even een moment uit het verhaal wordt getrokken om te begrijpen wat er gebeurt en dat is jammer.

De kracht van het verhaal ligt in het intieme ervan. Dit had nog wel wat meer aangescherpt kunnen worden. Ook in dit verhaal mis ik wat diepgang qua emotie. Maar over het algemeen is dit een mooie poging om een mooi intieme ervaring van een jong kind, met lef neer te zetten.