Adiós Noniño – Muriam Nelissen

Adiós Noniño – Muriam Nelissen

Vandaag zijn de tomaten en sla voor de helft van de prijs. Al gauw zitten ze in Yona’s tas. Ze rilt. Diep in haar jas gedoken, loopt ze verder. Marktkooplui verheffen hun stem om de laatste waar aan te bieden. Ze tuurt hen voorbij, haar blik gericht op het laatste kraampje. De eerste kerstbomen staan er al. En… ja hoor, de kleurige emmers ook. Ze zijn er nog, de rode rozen. Yona blijft staan en kijkt naar de prijs… Wel veel geld. Ze loopt door. Blijft weer staan en komt terug.

‘Mooie rozen, mevrouw,’ prijst de marktkoopman zijn bloemen aan. ‘Twee bossen voor de prijs van een.’ Aarzelend pakt Yona haar portemonnee en haalt de munten er een voor een uit. Ze houdt ze even vast… en stopt ze weer weg. Nee, toch niet. Of…?

‘Prima rozen, eersteklas kwaliteit… ze móeten weg vandaag!’ dringt de man aan. Weer kijkt Yona naar de rozen. Vastbesloten knikt ze. Ze doet het. Voor deze keer. Rozen … als kind was ze er al gek op. Haar moeder zette ze soms op tafel en dan rook het hele huis ernaar. Ze schudt haar hoofd om de gedachte weg te stoppen. Dan kijkt ze de man aan en lacht naar hem.

‘Graag de mooiste,’ zegt ze.

‘Is het een cadeau?’

Yona knikt, haar gezicht wordt warm. ‘Voor mezelf. Ik ben jarig vandaag.’

De man maakt een boeket van de rozen en schikt er de laatste bos gipskruid tussen. ‘Voor je feest,’ knipoogt hij. Hij pakt de bloemen in cellofaan en draait er bij de stelen een rood en een rozegeruit lint omheen. De uiteinden bindt hij bij elkaar in een grote strik. Hij buigt zich over de houten planken van de kraam heen en geeft Yona de bloemen aan. Haar hart maakt een sprongetje, ze kan wel dansen. Een streng zwart haar waait voor haar ogen. Vlug stopt ze de lok met haar vingers achter haar oor en overhandigt de man het geld.

‘Veel plezier ermee.’

‘Dank u wel,’ zegt Yona. Ze legt de bloemen voorzichtig in haar tas. Nog even kijk ze om, vangt de blik van de man en steekt haar hand op. Dan loopt ze de markt af en de oprit op. In de richting van de boulevard.

Haar lange rok waait op. Het paars is geen paars meer, het oranje is wat valer. Maar het geel is nog mooi en het blauw lijkt als altijd op de lucht uit Argentinië. Haar feestrok. De rok die haar moeder haar jaren geleden heeft opgestuurd. Ze had er heel lang voor gespaard, wist Yona.

Op de boulevard gaat ze linksaf. Het water slaat met kracht tegen de glooiing omhoog. Rolt weer weg en rent opnieuw de helling op. Vanuit Antwerpen vaart een schip de Noordzee op, door de vaargeul die hier pal langs de kust loopt. Zouden er passagiers aan boord zijn? Lang geleden was zij zo in Antwerpen aangekomen, meegevaren met haar man Jan, stuurman op de grote vaart. Ze ziet hem nog staan op de brug, zijn blonde krullen wapperend in de wind.

De eerste keer dat ze hem had ontmoet, was in Buenos Aires in de parrillada, het barbecuerestaurant, waar ze werkte. Ze was verliefd geworden op zijn blauwe ogen. Haar collega’s hadden het al gauw door. En vanaf dat moment hield iedereen de komst van Jan in de gaten. Als Yona niets gezien had, kreeg ze plagend een zet:

‘Jij helpt Blauwoog zeker?’

Op een dag was ze voor hem gevallen. Over zijn tas die naast de tafel stond. Hij was gelijk opgestaan en had zich naar haar toe gebukt.

‘Kun je overeind komen?’ Ze knikte en pakte zijn hand. Voorzichtig hielp hij haar opstaan. Ze wreef over haar knieën, bewoog haar polsen. Hij keek haar vragend aan. Ze schudde haar hoofd, haalde gelijk haar schouders op en lachte naar hem. ‘Het valt mee.’

‘Hoe kan ik het goedmaken met je?’ vroeg hij. Maar ineens had hij geknikt. ‘Ik weet het. Ik heb nog nooit Creools gegeten in Argentinië. Weet jij een leuk restaurant?’

‘Si, ik weet er een hier vlakbij.’ Ze begon gelijk met haar handen te gebaren. Maar hij zei:

‘Je bent morgen vrij, toch?’ Ze knikte. ‘Dan mag je het mij laten zien en trakteer ik je.’ Langzaam voelde ze hoe een tintelend gevoel onder haar huid omhoog kriebelde, ze vergat bijna adem te halen. Vanaf dat moment ontmoetten ze elkaar zo eens in de zes weken. En de laatste keer was hij zijn hele verlof bij haar geweest. Het gekriebel was steeds intenser geworden. Yona had er dan ook niet lang over hoeven nadenken toen Jan haar had gevraagd of ze mee wilde gaan naar Nederland. Het bankje waar ze langs komt, is leeg. Yona gaat even zitten. Het schip is uit het zicht verdwenen. De golven zijn gebleven en brengen haar terug naar de maand voor haar vertrek.

Jan was gekomen om kennis te maken met haar ouders. Hun geelgroene houten huis stond in de wijk La Boca. Daar woonden vissers zoals Yona’s vader. Met Jan naast zich, had het huisje er anders uitgezien. Vervallen. En de kleuren waren mat. Moeder stond in de deuropening. Ze had de jurk aan die Yona voor haar had gekocht. Yona voelde hoe Jan zijn duim en wijsvinger in haar hand knepen. Zijn Spaans was beter dan ooit. Als de dag van gisteren herinnert ze zich, hoe ze warm werd van binnen. Blij. Ze kon Jan met een gerust hart mee naar binnen nemen.

‘Een goede man, liefje. Ga maar mee met hem,’ zei haar moeder na de barbecue zachtjes. En ze glimlachte haar tranen weg. ‘Jij moet het beter krijgen dan wij het hebben,’ zei ze. Dat had ze altijd gezegd. En het had gemaakt dat Yona de lange reis naar haar nieuwe vaderland met Jan had aangedurfd. Haar ouders konden meevaren met Jan. Ze konden komen logeren en zij zou hen verwennen. De brok in haar keel had ze weggeslikt.

Krijsend vliegt een meeuw voorbij en even later nog een. Net alsof ze roepen ‘weet je nog die eerste keer dat je hier met Jan liep?’ Ze weet het. Ook al is het ruim twintig jaar geleden.

Met een zucht staat ze op. Veel te gauw is ze bij het standbeeld van Michiel de Ruyter. Ze blijft staan, drinkt de zeelucht in en voelt haar ogen prikken. Jan is er niet. Hij heeft haar achtergelaten met zijn gokschulden. De jaren op zee waren te eenzaam geweest voor hem. Hij had haar zo gemist, had er niet tegen gekund. Uiteindelijk hadden drank en schulden hem tot haar verdriet geen keus meer gelaten. Haar hart voelt zwaar. Op een dag als vandaag mist ze zijn armen om haar heen meer nog dan anders.

‘Waarom ga je niet terug?’ had de een na de ander haar gevraagd. Maar hier had ze een baan en kon ze de schulden afbetalen. Hier woonden de kinderen, al waren Groningen en Amsterdam niet om de hoek. Haar tas wordt zwaar, ze pakt hem over in haar andere hand. De rozen prikken door het cellofaan heen… en ze haalt heel diep adem. Weg herinneringen. Ze gaat er een mooie dag van maken vandaag. Ze steekt over en zet de tas even neer, terwijl ze tegen de vestingmuur leunt.De stenen lijken wel warmte af te geven aan haar verkleumde benen en ze voelt de zon op haar rug. Zo’n tien meter beneden haar ligt de oude binnenstad, het Beursgebouw en het Bellamyplein met zijn bomen. De kale takken hangen vol lichtjes en er staat een grote kerstboom. Hoort ze het goed? Zijn dat de klanken van een viool? Ze drijven haar kant op. Haar hart veert op. Muziek. Weer borrelt het van binnen. Steeds meer. Gauw pakt ze haar tas op. Ze gaat naar beneden, de muziek tegemoet.

Zo’n vijftien meter van haar vandaan ontdekt ze hem. Op de andere hoek van het plein, tegenover de haven. De man met de viool. Hij zit voorovergebogen op een kruk. Zijn jas wappert in de wind over de grond. Onder zijn grijze hoed dansen krullen zwartgrijs haar in het ritme mee. Net als de damp uit de beker, die de man naast zich op de grond zet.

Yona loopt naar de man toe. Anderen lopen hem druk kletsend voorbij, zoeken de warmte van het café op. Ze zien niet dat hij met zijn rechterhand even schokkerig de klankkast van zijn viool streelt, voordat hij hem weer oppakt. Ze zien niet dat hij hem een paar keer heen en weer schuift over zijn sleutelbeen, voordat de viool op de goede plaats ligt. Ze zien niet dat zijn vingers zich moeilijk om de snaren krommen. Alleen wanneer hij onwennig, lijkt het, zijn snaren bijstemt, kijken ze verstoord om en lopen nog sneller op de deur van het café af.

Als ze vlakbij is, kijkt hij op en er gaat een rilling door hem heen. Zijn wangen krijgen meer kleur en in zijn ogen komt een lichtje. Het lichtje lijkt weg te reizen, hem mee te nemen. En zijn vingers reizen mee, over de snaren. Ze slepen net als de strijkstok. Melancholiek klinkt de muziek en even houden vingers en strijkstok de adem in… Ze brengen haar thuis. Vlinders en hommels dartelen over de snaren en strelen haar ziel in steeds groter wordende golven. De klanken van de taal en het lied van de natuur. De mensen, sensueel bewegend op de tangomuziek. De geuren van citroenverbena en het aroma van mirte. De man…deze man speelt de bandoneón in Adiós Noniño. Ze voelt haar hart meebewegen op de emoties van dit lied en de laatste noten trillen na op haar lippen.

Tranen hangen aan haar wimpers als ze begint te klappen, steeds enthousiaster tot haar lichaam danst en haar bewegingen wild meewaaien met de wind. De man bedankt haar met een knikje.

‘Prachtig!’ De trilling kan ze niet uit haar stem weren. Snel pakt ze haar portemonnee en haalt er wat geld uit. Zijn hand voelt mager en koel aan als ze hem het geld geeft.

‘Dank u.’ Zijn glimlach maakt hem jonger. Er komen kuiltjes in zijn wangen. De wind is in kracht toegenomen, neemt dennenlucht mee. De man rilt en trekt zijn jas dichter om zich heen. Hij bukt zich om zijn viool in de koffer te doen. Voorzichtig spreidt hij er een doek over uit en doet de koffer dicht.

Yona wacht tot hij weer overeind komt en zegt: ‘Het was net of u dit lied op de bandoneón speelde, een tango uit het land van mijn jeugd.’

‘Dank u wel, dat vind ik een compliment.’ Weer zijn daar die lichtjes in zijn ogen.

‘Wilt u het nog een keer voor mij spelen?’ De man kijkt naar zijn vingers. Hij schudt zijn hoofd.

‘Het is te koud.’

‘Alstublieft,’ dringt Yona aan. In de bomen gaan de lichtjes aan. Opnieuw schudt hij zijn hoofd. Zijn vingers zijn blauw, maar ze wil zo graag vandaag nog een keer dat thuisgevoel beleven. Wat nu? Op de grond liggen dennennaalden. Bijna Kerstmis. Ineens voelt ze een glimlach over haar gezicht kruipen. Haar hoofd komt omhoog.

‘En als ik u vraag om mijn avondeten met mij te delen, speelt u dit lied dan nog een keer voor mij? Met deze muziek is het net of mijn familie vandaag bij mij is. Ik ben jarig, weet u.’ Ze houdt haar adem in. Ziet ze weer die kuiltjes in zijn wangen?

Hij kijkt haar aan, indringend. Langzaam voelt ze dat haar hart begint te glimlachen.

‘Oké dan, Adiós Noniño is mijn lievelingslied. De muziek herinnert mij aan de ontmoeting met mijn vrouw… we waren zo gelukkig samen.’ Zijn ogen worden donker en glijden weg. ‘Afgelopen zomer is ze overleden.’ Even blijft het stil. Dan vangen hun ogen elkaar opnieuw: ‘Je lijkt op haar.’

Adiós Noniño © Muriam Nelissen

Beoordeling Gerard Klappers

Adiós Noniño vind ik een erg mooi en goed geschreven verhaal als ik er zo objectief mogelijk naar kijk. Subjectief gezien vind ik het soms wat te melodramatisch door de melancholie, vooral op het einde. Zelf neigt de hoofdpersoon nogal naar zelfmedelijden en dan komt er ook nog eens de muzikant bij waar de vrouw net van is overleden terwijl ze net zo gelukkig waren. Ik vind dat net iets teveel van het goede, maar nogmaals, dit is een kwestie persoonlijke smaak. Qua taal, toon en sfeer vind ik dit een heel erg sterk verhaal. Er wordt een aangrijpende geschiedenis verteld terwijl de hoofdpersoon die door de haven en de stad zwerft. Heden en verleden worden goed afgewisseld.

Wat ik er alleen uit zou halen is het gedeelte waarin beschreven wordt dat het koud is. Het verhaal begint met Yona die bloemen koopt op de markt en hiermee door de stad loopt. Ze denkt terug aan Argentinië, aan verliefdheid en aan Creools eten. Daar hoort een zomerzon bij, geen koude gure dag.

Neem de volgende prachtige passage:

Als ze vlakbij is, kijkt hij op en er gaat een rilling door hem heen. Zijn wangen krijgen meer kleur en in zijn ogen komt een lichtje. Het lichtje lijkt weg te reizen, hem mee te nemen. En zijn vingers reizen mee, over de snaren. Ze slepen net als de strijkstok. Melancholiek klinkt de muziek en even houden vingers en strijkstok de adem in… Ze brengen haar thuis. Vlinders en hommels dartelen over de snaren en strelen haar ziel in steeds groter wordende golven. De klanken van de taal en het lied van de natuur. De mensen, sensueel bewegend op de tangomuziek. De geuren van citroenverbena en het aroma van mirte. De man…deze man speelt de bandoneón in Adiós Noniño. Ze voelt haar hart meebewegen op de emoties van dit lied en de laatste noten trillen na op haar lippen.

Als lezer zit je dan net in zomerse sferen en dan ineens blijkt het weer koud en guur te zijn en dat is zonde. Het verhaal heeft het ook niet nodig dat het koud is en de kerstelementen mogen er ook gerust uit.

In de bovenstaande passage wordt niet alleen muziek beschreven, maar hier klinkt ook muziek. De lezer deint mee op het ritme van de zinnen en de klanken van de woorden en gaat mee met wat de hoofdpersoon beleeft. Het begrip literatuur is een vaag begrip. Zelf ben ik van mening dat literatuur zich onderscheid van proza doordat het inhoudelijk en taaltechnisch verder gaat dan voor het verhaal strikt noodzakelijk is, zonder dat dit storend wordt. Om dat te kunnen bewerkstelligen moet je erg goed kunnen schrijven. Muriam Nelissen laat met dit verhaal zien dat ze dat kan.