Glittertjes – Barbara Joy

Glittertjes – Barbara Joy

Met een voor zijn doen ruw gebaar legt papa zijn grove bakkershanden gespreid op de stapel condoleancekaarten die het pluchen tafelkleed bijna geheel bedekken. ‘Wacht! Voordat we deze kaarten gaan lezen, wil ik je eerst iets van mama geven.’
Zijn blauwgrijze ogen met de waterige kringen om de irissen staan droevig, verslagen. Als een man die weet dat hij deze klap niet meer te boven zal komen, maar zijn stem klinkt vreemd krachtig. Alsof de zin gerepeteerd is en eruit moet voordat hij het niet meer durft.  
Hij buigt zich naar het dressoir en pakt een langwerpig zwartgelakt doosje uit de la. Ik herken het doosje, dat lag vroeger in het bijouteriekistje van mama. Het bevat een armband met glittertjes. Als kind maakte ik dat doosje weleens open, haalde ik de armband eruit en bewoog ik hem in het licht van de zon om naar de regenboogkleurige vonken te kijken. Mama droeg hem nooit. Toen ik haar er eens naar vroeg, leek ze te schrikken en zei: ‘Ach kind, dat is niets voor mij. Later mag jij hem hebben. Als de tijd rijp is.’
Papa’s handen zijn onwillig door de artrose, hij krijgt het doosje niet open en ik wil niets liever dan hem helpen, een einde maken aan dit mensonwaardige gestuntel, maar de plechtige blik die hij me toewerpt, weerhoudt me. Hij staat op en haalt een aardappelschilmesje. Komt hij altijd zo moeilijk overeind? Zijn rug is gebogen, getekend door een leven van hard werken. Tegen de negentig. Ik ben blij dat ik hem nog heb en hoop net zo oud te worden. Zeggen ze niet altijd dat ik zoveel op hem lijk? Er trekt een glimlach door mijn hart. Het is waar. We hebben hetzelfde hoge voorhoofd en de kleine krullen waar niets mee te beginnen valt. 
Met zijn eeltige duim drukt hij het palletje in en met de punt van het mesje wipt hij het doosje open. Hij houdt het schuin en toont me de inhoud. ‘Platina, met twintig diamanten bezet. Die heeft je moeder van mijn vader gekregen, de dag nadat jij geboren was. Dat moet opa flink wat spaargeld gekost hebben.’ Zijn stem trilt. ‘Hier. Hij is van jou.’ 
Papa schiet vol en ik ook. Niet door het cadeau, maar door zijn plotseling zo zichtbare kwetsbaarheid. 
Hij snuit zijn neus. ‘Er hoort ook een verhaal bij. Je moeder heeft me laten beloven dat ik het aan je zou vertellen. Ná haar dood. En dat respecteerde ik. Al had ik je het zelf graag eerder willen zeggen, omdat ik vind dat je recht hebt op de waarheid.’
Mijn mond wordt droog. 
‘Ik pak eerst wat appelsap, jij ook, pap?’  
Papa neemt een paar slokken en legt zijn handen weer voor zich, op de kaarten, maar nu met de palm naar boven. 
‘Je weet dat ik in de oorlog tewerkgesteld was in Duitsland, hè?’
Ik knik. Dat verhaal heeft hij de laatste tijd al zo vaak verteld. Waar wil hij heen? 
‘In de keuken van het kamp werkte een Duits meisje. Lotte. Ze was tien jaar ouder dan ik, maar ze zag er in mijn ogen uit als een blonde engel. Heimelijk was ik verliefd op haar. Op haar lach, de le- vendigheid die ze uitstraalde. We kletsten en lachten wanneer het maar kon, zij leerde mij Duits en ik haar Nederlands. En we wisselden onze huisadressen uit. Toen ik terug was in Nederland leerde ik je moeder kennen. Ik denk dat we allemaal een beetje in een roes leefden. Dan grijp je al het plezier dat je maar kunt krijgen met beide handen aan. Je moeder was dan ook al gauw in verwachting. We trouwden en vier maanden later werd Gijs geboren. Ik kon mijn geluk niet op, maar al gauw werd duidelijk dat je moeder en ik niet zo goed bij elkaar pasten. Afijn, om kort te gaan. Toen Gijs ruim een half jaar was, ben ik bij hen weggegaan. Naar Duitsland. Naar Lotte. Om te zien of ik nog steeds wat voor haar voelde. Dat was zo en het was ook wederzijds. Lotte had een huisje op het platteland en ik ben bij haar ingetrokken.’
Het is niet waar. Niemand heeft mij ooit verteld dat papa weggelopen was. Papa en mama, ze leken zo hecht. Ik probeer het beeld bij te stellen. Maar als een solide gebouw na een aardbeving, lijkt opeens alles scheefgezakt of ingestort. Papa verliefd op een blonde Duitse vrouw. Ik kan het me niet voorstellen. Als je zag hoe zorgzaam hij altijd voor mama was.
‘Dus jij hebt mama gewoon in de steek gelaten?’
Hij krimpt ineen. Ik weet dat hij dat woord niet wil horen en zeg het daarom expres: ‘Voor een mof-fin?’ 
‘Ja,’ zegt hij kleintjes terwijl hij zijn handen bekijkt. ‘Ik ben er niet trots op, maar ja, zo was het wel.’
‘Ga je me nu soms zeggen dat ik een halfbroer of halfzus in Duitsland heb?’ 
Papa schrikt en kijkt me aan. ‘Nee. Lotte werd niet zwanger. Maar eh… je moeder wel.’
‘Van mij?’
Hij knikt. 
‘Je bedoelt dat ze zwanger was toen jij wegging?’
‘Nee.’
‘Jij bent toch mijn vader?’ 
‘Gevoelsmatig wel, maar…’ 
‘Hè?’
‘Luister!’ Hij fronst zijn wenkbrauwen en legt me met zijn wijsvinger tegen zijn lippen, het zwijgen op. Dat heeft hij sinds mijn kindertijd niet meer gedaan en ik voel een verlammende onrust die zich vanuit mijn hart naar mijn maag schroeft en naar mijn benen zakt.
Hij haalt diep adem. ‘Ik zat dus in Duitsland. En op een regenachtige zondag in oktober stond mijn vader, jouw opa dus, ineens op de stoep. Ik weet nog precies wat ik op dat moment deed. Samen met Lotte luisterde ik naar de nieuwsberichten van zes uur en dronken we koffie. De voordeurbel ging, ik deed open en daar stond hij. Ik kan je wel zeggen dat ik me bijna een hartverzakking schrok. Ik was al bijna een jaar weg en had al die tijd niets van me laten horen.’
Hij drinkt de rest van zijn appelsap in één teug op en staart naar de foto van mama die op het dressoir staat. Het lijkt wel of hij mij vergeten is of zelfs vergeten is dat hij met een verhaal bezig is. 
‘Ja, en toen, wat gebeurde er toen?’
Papa kijkt me aan, zonder me echt te zien. 
‘Hij stond daar dus ineens. Een beetje ineengedoken in de regen. ‘Vader?’ riep ik geschrokken. ‘Wat doet u hier? Hoe wist u me te vinden? Komt u me soms de les lezen?’ 
‘Nee, jongen. Nee, het is iets anders. Ik heb vanochtend de trein gepakt omdat ik je iets moet vertellen. Kunnen we misschien ergens even rustig praten?’ Hij klonk heel timide en juist dat joeg me angst aan. 
‘Is er iets met moeder, of Gijsje?’ vroeg ik. 
‘Nee, nee. Met hen gaat het goed. Ik eh… ik wil je iets vragen en zou dat graag onder vier ogen doen.’
‘Ik nam hem mee naar de schuur, knipte het licht aan en ging recht tegenover hem staan. Met mijn benen iets uit elkaar zette ik me schrap. Verwachtte een donderpreek. Maar zijn houding bracht me in de war. Hij leek jaren ouder geworden en het zelfvertrouwen dat hem altijd zo kenmerkte was verdwenen. ‘Nou, vertel me maar wat u helemaal naar hier brengt.’
Hij schraapte zijn keel. ‘Er zijn momenteel wat problemen, je moeder is naar haar nicht in Frankrijk, de bakkerij is al een paar dagen dicht en ja, dat heeft allemaal te maken met Irma. Irma is in verwachting.’
Papa focust zijn ogen weer op mij. ‘Ja, je moeder was in verwachting van jou, Simone. En ik kon onmogelijk de vader zijn. Begrijp je?’
Ik knik. Ik begrijp het, vanaf een afstandje, en ook weer niet. Papa is mijn vader niet, dat zegt hij zelf, maar het besef wil niet binnenkomen. 
‘Maar… hoe kan het dat ik zo op je lijk?’
Op het moment dat ik die vraag stel, weet ik het antwoord. Het inzicht flitst door mijn hoofd, maar  is zo absurd dat ik de gedachte meteen weer wegduw.  
‘Je bedoelt toch niet dat opa…? Dat mama met opa…?’ 
Papa knikt en neemt me taxerend op. Onwillekeurig schiet ik in de lach. Een stomme nerveuze lach waar ik spijt van heb als ik zijn gekwetste blik zie. Een oude, breekbare man. Die niet mijn vader is, maar…, maar mijn halfbroer. De gedachten duizelen door mijn hoofd dat ineens te klein lijkt om alles te bevatten. Mijn moeder hield het met opa. Met haar schóónvader… En al die jaren hebben ze me gewoon voorgelogen. Wat nog overeind stond van het schijnbaar solide gebouw stort met donderend geraas in en het lijkt of de grond onder mijn voeten uiteenwijkt en ik in een vrije val naar de diepte schiet. 
‘Ja, het is bizar, gaat hij verder. ‘Ik dacht natuurlijk ook niet in die richting. Dacht dat Irma, dat je moeder een vriend had. ‘Wat heb ik daarmee te maken?’ schreeuwde ik dan ook tegen mijn vader. ‘Ze doet maar. Ik ben weg bij haar, wég hoort u? Het ging niet tussen ons. Irma hield niet echt van me, had de hele tijd van alles op me aan te merken. Net als u.’
Ik voelde een onverklaarbare boosheid op Irma, op het leven en wilde dat op mijn vader afreageren. Hem uitdagen, maar hij deed net of hij die laatste opmerking niet gehoord had. 
‘Weet je zeker dat je met Lotte verder wilt?’ vroeg hij zachtjes. 
‘Ja. Nou nee. Ik weet het niet. We hebben allebei al het een en ander achter de rug en… Maar wat hebt u ineens vader? Waarom wilt u dat weten? U hebt nog nooit zulke rare vragen gesteld. Ik weet nog hoe kwaad u was toen ik zei dat ik wegging bij Irma. Ik onttrok me aan mijn verantwoordelijkheid en zo had u me niet opgevoed. Ik hoor het u nog zeggen. Geen greintje interesse naar het waarom ik haar en dat manneke achterliet. Wat er in mij omging. Nooit eens waardering. Ook al werkte ik me rot in de bakkerij en was ik liever timmerman geworden. Het was alleen goed als ik alles precies deed zoals u het wilde. En als ik zaterdags mijn loon kreeg, verwachtte u ook nog dankbaarheid van me. Nee, ik ben blij dat ik de moed gevonden heb om voor mezelf te kiezen.’
Papa slikt en tempert zijn stem. ‘Wat ik hem toeschreeuwde was allemaal waar Simone, opa was niet makkelijk vroeger. Het luchtte me enorm op dat ik mijn vader eens flink de waarheid kon zeggen, dat weet ik nog wel.’ 
Ik staar hem aan, er vliegen zo veel beelden door mijn hoofd dat ik niet weet hoe ik moet reageren. 
Er flikkert nog iets van boosheid in papa’s ogen als hij vervolgt: ‘En weet je wat opa zei? Je hebt gelijk. Ik heb veel dingen verkeerd gedaan. Ik heb jou en je moeder vaak verdriet gedaan. Nu weer.’ Hij slikte en keek naar de fietsketting die achter me aan de muur hing. Maar ik was geen moment bang meer dat hij me zou slaan. ‘Je moeder is bij me weg,’ zei hij. ‘En ik weet nog niet of ze terugkomt. Ik heb iets verschrikkelijks gedaan, Simon. Ik vond het zo erg voor Irma en Gijsje dat ze er alleen voor stonden. Gijsje mist jou. Irma ook. Irma kon het financieel, maar ook eh… emotioneel niet aan. Ik voelde me dan ook persoonlijk verantwoordelijk voor de situatie en ging – nadat jij weg was, iedere dag na het bakken bij haar langs. Vers brood brengen, wat met Gijsje spelen en koffie drinken. Ik zag haar verdriet en eenzaamheid van heel nabij. Op een dag trof ik haar huilend aan. Ik heb haar in mijn armen genomen en getroost. En toen… Ja. toen ben ik te ver gegaan. Zij wilde het ook, ze had de aandacht gewoon nodig, denk ik. Hoe dan ook, daarna was ze zwanger.’
Papa stopt ineens met vertellen, pakt de kaarten op en maakt er een geordende stapel van. De kleinere van voren. Hij tikt de stapel om en om op tafel, maar het lukt hem niet om er een mooie eenheid van te maken. Zuchtend legt hij de stapel kaarten naast het zwarte doosje. Ik kijk naar de dikke blauwe aders die zich over zijn handen kronkelen. Zie ineens dat ze lijken op opa’s handen. Opa, die voor mij zo lieve, maar ook principiële man. Zijn handen hebben mijn moeder gestreeld. De onrust gaat over in een beklemmende misselijkheid. Ik moet naar buiten. Frisse lucht happen. Het tikken van de oude klok doet me denken aan een tijdbom. Verdomme nog aan toe, zelfs het huis waar ik geboren ben, voelt ineens niet veilig meer. 
Ik sta op, maar papa pakt mijn hand en gebaart me te gaan zitten. ‘Ja, meisje, zo liggen de zaken helaas. Daar moet en kun je niet voor wegelopen. Maar ik begrijp wel wat er nu door je heen gaat. Ik kon het eerst ook niet geloven, laat staan accepteren en ik denk dat ik mijn vader een tijdje stomweg aangestaard heb. Tot ik de woede voelde terugkomen. ‘Dit kan niet waar zijn,’ schreeuwde ik tegen hem. Mijn bloed-ei-gen vader die mijn vrouw zwanger maakt.’
‘Ik zag hem ineenzakken, Simone Hij probeerde zich nog vast te grijpen aan de werkbank, maar met zijn rug tegen de muur zakte hij door zijn knieën. Als kokende melk waaronder je het gas uitzet.’ 
‘Het spijt me. Kun je het me vergeven?’ vroeg hij terwijl hij naar me opkeek. Irma houdt nog steeds van je. En Gijsje heeft een vader nodig. Hij loopt al maanden los, weet je dat? Hij zegt mama en opa en oma, maar geen papa. Nog even en je kunt het aan Irma zien. Je weet hoe ze in ons dorp roddelen. Je moeder kreeg een zenuwtoeval toen ik het haar opbiechtte. Ik wil haar de schande besparen en Irma ook. En daarom wil ik je vragen, ook namens Irma of je alsjeblieft terugkomt. Ik zal de zaak op jouw naam zetten en ga bij jou in loondienst.’ 
‘Mijn vader hijgde als een oude man terwijl hij op dat moment nog geen vijftig was. Een vreemde. Ja, dat was hij ineens voor mij. Een vreemde die me een zakelijk voorstel deed en die mijn eigen zoontje beter kende dan ikzelf.’ 
‘Gijsje… Dus Gijsje loopt al en krijgt een broertje of zusje. Een baby die waarschijnlijk gewoon op hem lijkt. Hebt u een foto van hem?’
‘Mijn vader krabbelde overeind en pakte zijn portefeuille uit zijn zak. Haastig haalde hij de vergroting eruit en gaf die aan mij. 
Ik hield hem bij het licht. Stralende oogjes, vol verwachting die recht in mijn ziel keken.’
‘Weet u zeker dat Irma mij terugwil?’
Hij knikte. ‘Ze heeft spijt van haar kritische houding, weet nu hoe erg ze je mist.’ 
‘Als… ik zeg als ik terugkom, komt moeder dan ook terug?’
‘Ik weet het niet. Ik hoop dat ik de kans krijg om het goed te maken. Maar op dit moment is alles onzeker.’ Ik voelde me klemgezet, draaide mijn rug naar mijn vader toe en gaf een trap tegen de poot van de werkbank die krakend brak.’ 
‘Als ik het doe, moeten er wel een paar dingen anders. En u moet verhuizen. Ik wil naast de zaak wonen, dat huis heeft tenminste vier slaapkamers.’
‘Een week later ben ik naar Nederland gekomen. En toen jij werd geboren, was dat voor iedereen een nieuw begin. We hielden allemaal zielsveel van je. Opa en oma niet in het minst.’ 
Hij pakt het doosje met de armband weer op. ‘Opa kwam de dag nadat je geboren was met deze armband aan, je moeder heeft hem nooit gedragen, want hij was voor jou.’
Een zoenoffer, denk ik. Glittertjes, ontdaan van hun zuivere glans. Ik laat mijn handen gebald op schoot liggen.
Glittertjes                                           © Barbara Joy 
 

Beoordeling Anneke Blok

In ‘Glittertjes’ – een duidelijk herkenbaar Barbara Joy verhaal, ontrolt zich een menselijk drama. Het thema doet denken aan ‘De Passievrucht’ van Karel Glastra van Loon. (sterk aanbevolen) Ook hier is de opa de vader van het kind. Anders kan ik het niet uitdrukken. Het is een ingrijpend onderwerp en naar mijn mening eigenlijk te groot voor een kort verhaal. Daarmee bedoel ik niet dat een kort verhaal geen ingrijpende, diepgaande thema’s kan kennen, maar dat dit motief zoveel mogelijkheden heeft om uit te werken, dat het jammer is het in een paar honderd woorden af te handelen. Een kenmerk van dit onderwerp is ook zeker dat het meerdere personen betreft.
Barbara Joy maakt in haar verhaal alleen de vader en de dochter zichtbaar. Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van de dochter. De veronderstelde vader onthult haar na het overlijden van haar moeder wie haar eigenlijke verwekker is. Het perspectief wordt goed vastgehouden. Maar de dochter is meer toeschouwer van de emoties van haar vader dan dat ze haar eigen gevoelens mag beleven van de auteur. En daar wringt het verhaal, maar daar kom ik nog op terug.
Hoe Simone (goed gekozen, die naam) de handen van de vader ziet, is ontroerend. Eerst met de rug naar boven, daarna onwillig door ouderdom en op het emotionele moment met de palm open. Een gebaar dat weerloosheid en overgave uitdrukt.
Het verhaal van de vader is wel erg zakelijk beschreven. Naar mijn gevoel: te kort door de bocht. Wel komt het onvolwassen, opportunistische karakter van de vader goed naar voren. Ook op hoge leeftijd neemt hij geen afstand van zijn toenmalige daden en beslissingen.
Knap is hoe de schrijfster de dialoog heeft verwerkt. Niet een keer is onduidelijk wie aan het woord is, terwijl de vader toch de woorden van zijn vader letterlijk herhaalt. Wel zijn de zinnen soms iets te lang en te mooi voor een negentigjarige die een aangrijpend verhaal vertelt. Een uitdrukking als ‘ik koos voor mezelf’ past niet in die tijd bij die man. (De zin is een letterlijke weergave van een twintigjarige vlak na de oorlog.) 
Omdat het perspectief bij de dochter ligt, terwijl het verhaal van de vader is, komen beide figuren eigenlijk niet goed uit de verf. De schrijfster heeft in dit geval verschillende mogelijkheden.
Ze kan het perspectief bij de vader leggen. Dan is er nog de keuze in welke tijd hij het verhaal aan zijn dochter vertelt. De tegenwoordige tijd, zoals nu. Verleden tijd, hij overdenkt zijn verhaal en Simones reactie. Of de toekomende tijd, hij repeteert wat hij van plan is te gaan zeggen. Zowel bij een verhaal in de verleden tijd als in de toekomende tijd is er plaats voor zelfreflectie van de vader.
Persoonlijk zou ik het perspectief bij de dochter laten, maar het verhaal in de verleden tijd herschrijven. Zie je een Simone voor je met de armband in haar handen? Zal ze hem omdoen? En dan herinneringen uit haar jeugd, terwijl de vader zijn verhaal doet. Bouw flashbacks in. De houding van opa, van oma, van moeder. Het zwijgen dat er geweest moet zijn. Zelfs een bezoek aan Duitsland. (Concreet dus. Niet vertellen, maar laten zien.) Zo geef je de dochter meer gelegenheid tot beschouwing van haar eigen zijn. Bovendien kan dan een gedeelte van de dialoog omgezet worden naar de indirecte reden, waardoor langere zinnen wel acceptabel zijn.
De titel ‘Glittertjes’ slaat op de armband die na het verhaal van haar vader voor Simone zijn glans verloren heeft. Maar ‘Glittertjes’ kan ook een diepere betekenis krijgen. De glitters in het leven die hun glans verliezen door menselijk falen. Barbara Joy heeft met ‘Glittertjes’ een gegeven in handen dat veel kansen biedt.