Zwarte dood – Gerhard Pijnenburg

Zwarte dood – Gerhard Pijnenburg

Milaan in de 14e eeuw

‘Via Flora 23 is dichtgemetseld, burgemeester,’ zei meestermetselaar Zanetti tegen de donker kijkende patroon van de stad.
Deze knikte en zuchtte. ‘Het is verschrikkelijk. De kuiper Rossi was een goede man.’
‘Hij was een goede vriend van mij, burgemeester. Maar u kon niet anders. Wij konden niet anders.’
De burgemeester knikte nog een keer en stuurde Zanetti met een handgebaar weg.
Met een buiging verliet deze de kamer en voegde zich bij zijn leerling die buiten de deur stond te wachten. ‘Het is een wrede wereld, Tomasso.’
‘Het is zij alleen of wij allemaal, meester.’
‘Dat weet ik, Tomasso, dat weet ik best. Maar dat maakt het nog niet minder verschrikkelijk. Heb jij het dochtertje van Rossi niet horen schreeuwen? Dat vergeet ik nooit meer.’
Tomasso schudde misprijzend zijn hoofd. ‘De bisschop heeft het in zijn wijsheid besloten, meester. Dan hoeven wij er niet meer over na te denken.’
De meestermetselaar bewonderde de godvruchtige instelling van zijn leerling en vele andere stadgenoten. Maar aan de andere kant was hij er ook wel een beetje bang voor. Omdat een bisschop iets gezegd had, werd het klakkeloos uitgevoerd. Als bijvoorbeeld de burgemeester dit had bedacht, zou het decreet op veel meer protesten zijn gestuit. Maar misschien ook niet. De pest, de zwarte dood, had in heel Europa al vele slachtoffers geëist, en de bisschop had verordonneerd dat het inmetselen van de eerste slachtoffers het meest verstandige was om te doen om de stad Milaan te vrijwaren van de pestplaag. Wellicht rationeel een verstandig besluit, maar emotioneel erg hardvochtig en harteloos, liet meester Zanetti niet na om te verkondigen.
Tomasso aan de andere kant, voelde bijna minachting voor zijn meester. Hoe kon hij een besluit van de kerkelijke vorst in twijfel trekken? Tomasso wist dat Rossi een vriend van de meester was, maar toch. Híj had er geen enkele moeite mee om het besluit van de bisschop uit te voeren. Al was het een geval geweest van de griep: als de bisschop zei ‘Metselen’, dan metselde hij.
Zwijgend liepen de mannen terug naar de werkplaats van meester Zanetti. Tomasso ging daar gelijk aan de slag met stenen bikken; het verwijderen van mortel van oude bakstenen, zodat ze opnieuw gebruikt konden worden.
Meester Zanetti liep van de werkplaats door naar zijn woonvertrekken waar hij sinds afgelopen winter alleen woonde nadat zijn vrouw Eliana hem was ontvallen. Niet door de pest, maar door haar zwakke hart. Zijn verdriet was groot geweest en Tomasso had in die dagen de metselarij vrijwel alleen gedragen. De leerling was een goede werker, alleen zijn morele verhevenheid kon Zanetti niet zo bekoren. Niet dat hij niet geloofde, natuurlijk wel, maar niet heel erg streng. Waarom, vond hij, zou je het bestaan moeilijker maken door het door de kerk te laten bepalen hoe je het moet leven en beleven? Wat je moet laten en verlaten. Aan de andere kant: misschien was het juist wel makkelijker om het door de kerk te laten voorschrijven.
Hij maakte soep warm en pakte wat brood. Vroeger zou Eliana dat gedaan hebben, dacht hij nog steeds iedere dag. Hij nam het eten mee naar de werkplaats en gaf een kom aan Tomasso. Zoals gebruikelijk liet hij de leerling voorgaan in het gebed. Het kwam ’s avonds zelfs regelmatig voor dat als hij alleen at, hij helemaal geen dankgebed afstak. Waarom zou hij zich richten tot een God die Eliana van hem had weggenomen? Tomasso had eens laten doorschemeren dat Eliana hem misschien was ontvallen juist omdat hij niet godvruchtig genoeg was. Daar had meester Zanetti toen ontzettend boos op gereageerd. Alsof Eliana niet de devotie ten top was! Hij was zo woedend geweest dat hij Tomasso bijna had ontslagen, zodat deze zijn mening voortaan maar voor zich hield.
xxx
Na het middageten stapelden Zanetti en Tomasso een flinke lading nieuwe stenen in een kar en togen ze naar de bouwplaats waar ze een huis aan het bouwen waren voor de rijke koopman Mollinari. Terwijl Tomasso ter plekke de mortel aanmaakte, metselde meester Zanetti geroutineerd en kaarsrecht de ene steen op de andere.
Na enige tijd zwijgzaam werken werden ze gestoord door een plechtige en goedgeklede man. Het was de dokter. Dokter Bertoni, die de verschrikkelijke taak had nadat hij ergens de pest had vastgesteld, de burgemeester te verwittigen die dan een bouwmeester moest inschakelen om het huis dicht te metselen. ‘Mijn verontschuldigingen, meester Zanetti,’ sprak de dokter plechtig. ‘Er moet helaas weer een huis worden dichtgemetseld. De stadswacht houdt het pand al in de gaten, zodat er niemand in komt. Alleen…’
‘Hoezo alleen, wat is er aan de hand?’
‘Ik kom u niet vertellen om het huis dicht te metselen, meester Zanetti, het is weer een huis aan de Via Flora. Het is het huis van jullie Elsbetta. Daarvan kom ik u op de hoogte brengen.’
Een woedende en hartstochtelijke kreet klonk over de bouwplaats. ‘Heeft God me nog niet genoeg gestraft. Eerst pakt hij mijn vrouw af en nu mijn dochter en haar gezin! Elsbetta! En de kleine Claudio en Elisa! Wat een vreselijk drama!’
De dokter schuifelde nerveus heen en weer. ‘Ik ga nu maar naar meester Motta om hem op te dragen om dit werk te laten doen, want de burgemeester en ik konden ons niet voorstellen dat u…’
‘Nee, niemand anders dan ikzelf zal dit werk doen. Ik wil zelf mijn dochter hierin begeleiden. Tomasso,’ richtte hij zich tot zijn leerling, ‘haal de oude gebikte stenen op en kom daarna naar de Via Flora.’
‘Ja, meester,’ antwoordde de leerling en spoedde zich weg met de kar.
De meestermetselaar vertrok gelijk naar het huis van zijn dochter, maar zoals de dokter had gezegd, de stadswachten hadden een post opgezet en er was geen manier om contact te kunnen maken met zijn familie.
Een half uur later kwam Tomasso met de stenen. ‘Ik vind het vreselijk voor u, meester, uw eigen dochter en kleinkinderen nog wel!’
‘Bedankt, Tomasso,’ antwoordde de metselaar, verrast door de compassie van zijn leerling. ‘Ik heb haar altijd graag gemogen, meester,’ vervolgde Tomasso. ‘Ik vind het verschrikkelijk dat u dit moet doen.’
‘Het is niet anders, jongen, we zijn het verplicht. En dan doe ik het liever zelf. Misschien kan ik nog een glimp van ze opvangen of wat tegen ze roepen, Tomasso.’
Met één oor tegen een deur, muur of een glas-in-loodruitje togen ze aan het werk. Als de wachten even niet goed opletten, riepen ze de naam van Elsbetta, maar ze hoorden niets terug. Pas toen ze aan de achterkant van het huis bezig waren, hoorden ze stemmen. ‘Elsbetta! Hoor je mij? Ik kom afscheid van je nemen! Kun je tegen me praten? Ik ben het, pappa!’
Daarna hoorden ze stemmen en gehuil aan de andere kant van de deur, maar veel konden meester Zanetti en Tomasso er niet uit opmaken.
Tomasso keek snel om zich heen en zag geen van de wachten. ‘Ga snel even naar binnen, meester, om afscheid te nemen. Ik zal het tegen niemand zeggen. Als u maar afstand houdt. De dokter is tenslotte ook binnen geweest. Waarom hij wel en u niet?’
Meester Zanetti keek ook snel om zich heen of hij iemand zag en liet het zich geen twee keer zeggen. Maar de meester was nog niet binnen, of de leerling begon verwoed de deur dicht te metselen.
xxx
‘Binnen,’ riep de burgemeester toen er op zijn deur werd geklopt. Het waren twee van zijn stadswachten met de leerlingmetselaar van Zanetti. Deze zette een stap naar voren. ‘Het huis aan de Via Flora 9 is dichtgemetseld, burgemeester. Het was het huis van de dochter van mijn meester, heer, zoals u misschien weet.’
De burgemeester knikte.
‘Mijn meester heeft er de voorkeur aan gegeven om zich bij zijn dochter te voegen, heer, zoals ik ook al aan uw wachten heb uitgelegd. Sinds zijn vrouw is gestorven is hij al zeer verdrietig en nu zijn dochter en zijn kleinkinderen ook al…’
Tomasso hoefde zijn zin niet eens af te maken. De burgemeester knikte begripvol. ‘Het moet te moeilijk zijn geweest. Maar ik dacht dat ik aan de dokter had gezegd om meester Motta in te schakelen.’
‘Dat klopt, maar mijn meester wilde het per se zelf doen, in de hoop een glimp van zijn dochter op te vangen. Toen dat niet lukte, heeft hij afscheid van me genomen en is naar binnen gelopen. Daarna kon ik niets anders doen dan hem ook inmetselen, heer.’
‘U heeft wijs gehandeld, leerling. Ik zal hem gedenken in mijn gebeden.’
‘Ik ook, burgemeester, ik ook. Maar er is nog iets.’ Hij wachtte even tot de burgemeester hem aankeek en goedkeuring gaf om verder te spreken. Dat gebeurde met een knik. ‘Het was de wens van mijn meester om het Gilde zo snel mogelijk bij elkaar te laten komen om mij mijn meesterproef te laten doen. Nu meester Zanetti geen kinderen en kleinkinderen meer heeft, leek hem dit het beste, zodat ik zijn werkplaats over kan nemen.’
De burgemeester knikte nog een keer en stuurde daarna Tomasso weg met een handgebaar.

Zwarte dood © Gerhard Pijnenburg

Beoordeling Fiona Hack

De een zijn dood, de ander zijn brood. Door de eeuwen heen blijft dit gegeven hetzelfde. Het verhaal is best interessant. De personages zijn duidelijk. De spanningsboog verslapt hier en daar doordat er te veel uitgeweid wordt over wie wat allemaal denkt. Bijvoorbeeld de zin: Wellicht rationeel…na om te verkondigen. Dat zou ik eruit laten. Dat is in de dialoog al duidelijk geworden. Ook het stuk: Waarom, vond hij…te laten voorschrijven, zou ook weg kunnen. Zijn idee is duidelijk genoeg gemaakt. Zo zijn er hier en daar nog wat plekken waar hij wat te veel woorden gebruikt om iets uit te leggen. Ik zag de ontknoping niet aankomen. Die was verrassend. Aan dit verhaal moet nog een beetje geschaafd worden.