Opmaakhulp voor leden van LetterSpinsels

Opmaakhulp voor leden van LetterSpinsels

Wil je weten hoe je een verhaal zo goed mogelijk opmaakt, lees dan deze opmaakhulpzoals door LS en de meeste uitgeverijen gehanteerd wordt. De aspecten die gemarkeerd zijn met een *) willen we je met klem vragen toe te passen en na te kijken voordat je je kopij instuurt:

*) Drie kruisjes als markering van een witregel.

Stel dat hieronder een witregel komt, dan doe je dat als volgt:

xxx

Een witregel is een lezershint met de functie andere tijd en/of plaats. Hoe meer witregels je gebruikt, hoe lastiger het is om de tekst op te maken, want je wilt niet dat ze aan het begin of eind van een pagina of kolom vallen en zo niet zichtbaar meer zijn. Door ze te markeren met drie kruisjes, kan Barbara ze in de gaten houden. Om je werk zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen, schuift, knipt en plakt Barbara net zo lang tot zo veel mogelijk witregels zichtbaar blijven. Ze moet ook uitkomen op een even aantal pagina’s die een meervoud zijn van 4, waardoor er op het laatst vaak nog gegoocheld moet worden met tussenruimtes. De kruisjes worden voordat de LS naar de drukker gaat, weggehaald.

*) Alinea-indeling.

Dat blijkt een lastige opgave. Een alinea bestaat meestal uit meerdere regels, met een gemiddeld maximum van 10 regels of in kolommen 20 regels. Begin een nieuwe alinea (aan de kantlijn) als je van onderwerp of personage verandert. Uitspraken komen tegen de regie-aanwijzing aan. En bij wisseling van personage, begin je ook bij dialogen, telkens aan de kantlijn.

*) Titel en auteursnaam boven je verhaal.

Om een verhaal te kunnen benoemen hebben we een titel en naam nodig. Een werktitel en pseudoniem zijn natuurlijk ook goed.

*) Geen inspringingen

Bij LS gebruiken we geen inspringingen. Wil je die zelf weghalen? Daarmee neem je Barbara veel werk uit handen.

Alleen enkele dialoogtekens gebruiken, tenzij het een citaat is.

Wil je alsjeblieft enkele dialoogtekens gebruiken? Er komen weleens verhalen binnen waarin gespeeld lijkt te zijn met de apostrof, accent-aigu en accent-grave. Door elkaar, zolang er maar twee tekentjes staan. Terwijl we maar één dialoogteken nodig hebben. Bij de meeste toetsenborden is de toets voor het dialoogteken dezelfde als voor de apostrof of het accent-aigu zoals bij: Hé. Zorg er ook voor dat het dialoogteken op de goede plaats staat. Wij hanteren de ELDA-regel

Plaats van dialoogtekens en citaattekens (ook wel aanhalingstekens genoemd)

Bij LS hanteren we de zogenoemde ELDA-regel. (Eerst Leesteken, Dan Aanhalingsteken). Volgens deze regel worden leestekens nooit buiten de aanhalingstekens (ook wel: dialoogtekens) geplaatst. Een dialoogteken sluit een zin, maar ook een zinsdeel af en komt dus altijd ná de komma, ook wanneer een dialoog onderbroken wordt door een regieaanwijzing en de zin doorloopt. Voorbeeld: ‘Ik zet de dialoogtekens altijd achter de komma,’ zei Jan. ‘Jij ook?’

We gebruiken bij LS enkele dialoogtekens, dus zowel voor openen en sluiten van een dialoog moet je de toets gebruiken die meestal links van de enterknop zit. Deze toets gebruik je ook als accent-aigu. Zoals bij de uitroep: Hé! Of als apostrof.

Citaten zetten we bij LS tussen dubbele aanhalingstekens. “citaat” Citaattekens zijn iets anders dan dialoogtekens. Citaten zijn aangehaalde uitspraken of teksten van derden. Ook wanneer die binnen een dialoog vallen, gebruiken we daar dubbele aanhalingstekens voor. Deze omsluiten het citaat.

Fout:

‘Ik weet niet wat je zegt’, zei de man.

Goed:

‘Ik weet niet wat je zegt,’ zei de man.

Begin dialoogteken openen, – eindig je met een komma, dialoogteken sluiten, spatie, rest van de zin.

Of: ‘Ik weet niet wat je zegt.’ Hij stond op en liep weg.

Na de dialoog begint nu een nieuwe zin. Dus eindig je de dialoog met een punt, begin je de volgende zin met een hoofdletter. Je kunt ook stellen, eindigt de dialoog met een werkwoordsvorm dan een komma. Geen werkwoordsvorm dan een punt.

Fout:

‘Ik ga naar school,’ zei de jongen, ‘ga je mee?’

Goed:

‘Ik ga naar school,’ zei de jongen. ‘Ga je mee?’

De eerste dialoog is geëindigd, dus eindigt de verklarende tekst/regieaanwijzing (zei de jongen) met een punt en begint de volgende dialoog met een hoofdletter.

‘Ik ga naar school,’ zei de jongen, ‘op de fiets.’

Hier onderbreek je de dialoog door een regieaanwijzing. Nu is de eerste dialoog nog niet geëindigd, de verklarende tekst (zei de jongen) eindigt met een komma en de dialoog gaat verder met een kleine letter.

Achter een vraagteken of uitroepteken komt geen punt of komma:

Fout:

‘Ga je mee?.’

Goed:

‘Ga je mee?’

Na een regieaanwijzing die eindigt op zei, reageert, roept etc. komt wel een dubbele punt. Begin de dialoog dan wel met een hoofdletter:

Fout:

De jongen zei: ‘ga je mee naar school?’

Goed:

De jongen zei: ‘Ga je mee naar school?’

Komt er een dialoog na een andere regieaanwijzing (dan zeggen, roepen enz) zet je een punt. Dus geen komma of dubbele punt.

Fout:

De jongen stond op, ‘wie gaat er mee naar school?’

Goed:

De jongen stond op. ‘Wie gaat er mee naar school?’

Volgt er een citaat, of opsomming, is een dubbele punt wel goed.

Goed:

‘Ik las in een boek: “Zint eer gij begint”,’ zei het meisje.

Dubbele citaattekens dus, want hier wordt een tekst aangehaald.

Goed:

“Hier woont een beroemd acteur”, stond er op het bordje.

Dit is een quote, citaat of een aangehaalde tekst, de komma komt dan achter het dubbele citaatteken sluiten.

Enkele tekens dus voor dialogen, dialoogteken genoemd

Dubbele tekens dus voor aangehaalde teksten, aanhalingstekens genoemd

Gedachtepuntjes … (nooit meer dan 3)

Gebruik de drie puntjes … zo weinig mogelijk. Het komt vaak amateuristisch over.

Verschil tussen … (gedachtepuntjes) en – (interruptieteken) aan het eind van een zin:

Mijn moeder zei: ‘Ik denk dat ik morgen…’

Deze zin geeft aan dat ze nadenkt over wat ze morgen zal doen.

Mijn moeder zei: ‘Ik denk dat ik morgen-‘

Deze zin geeft aan dat de moeder in de rede wordt gevallen. Zij krijgt geen tijd haar zin af te maken. Hierna (wel beginnen op een nieuwe regel) hoort dus een andere dialoogzin, bijvoorbeeld: ‘Morgen, morgen, denk nou eens aan vandaag.’

Verkleinwoorden

Beperk het gebruik van verkleinwoorden, ook in kinderboeken zo veel mogelijk. Ook kinderen vinden het snel kleuterachtig.

Nieuwe regel bij wisseling personage

Zet elke gesproken zin die van een nieuwe persoon komt op een nieuwe regel. Blijft dezelfde persoon aan het woord dan geen nieuwe regel.

Voorbeeld:

‘Ik mag niet mee,’ zegt Marieke.

‘Dat is jammer,’ antwoordt Bas. ‘Ik had nou net zo’n leuk idee in mijn hoofd.’

‘Misschien kan ik wel stiekem vertrekken.’

Doordat de laatste zin op een nieuwe regel staat, weet je al dat Marieke weer aan het woord is en hoef je daar niet meer achter te zetten: zegt Marieke.

Uitgevers en wij zijn je dankbaar als je de tekst volgens bovenstaande regeltjes aanlevert!